In lieu of an abstract, here is a brief excerpt of the content:

105 HOOFDSTUK 4 Homo theatralis Zijnstekort en de ziel. De werkelijke en de utopische gemeenschap 1 Ons zelfbewustzijn lijkt op een theaterzaal, bühne inclusief zaal. Het podium van onze lichamelijkheid roept automatisch een mentale tribune aan perspectieven en betekenissen op: wij zijn zowel dat podium als die zaal, wij zijn de onzichtbare vierde wand ertussen. de verschijning aan onszelf — het raadselachtige licht van ons zelfbewustzijn — komt neer op het geheimzinnige contact met de stoeltjes in het duister. wandel eenzaam in een bos en begin luidkeels te zingen en meteen denk je om je heen talloze takken te kunnen horen kraken. de zitjes, ze zijn er altijd en tegelijk ook niet. meestal blijven ze onzichtbaar, doch af en toe gloeien ze op vanuit het duister — de momenten waarop we onverwachts beginnen te zingen, ons schamen of uit onze rol vallen. Op andere momenten branden de lichten in de zaal op volle sterkte: tijd om te buigen, tijd voor applaus. Of voor beschimpingen en boe-geroep. vanaf het moment dat we opkomen, zijn we altijd omgeven door publiek — zijn we zelf dat publiek. [18.119.131.178] Project MUSE (2024-04-26 08:54 GMT) 107 van haar gezichtspunt. de schijnvertoning met de nietjesmachine dient om het licht van haar argwaan af te weren. Sociale dieren die we zijn, zijn we ook als we alleen zijn niet echt alleen. Ook als er niemand om ons heen is, hebben we nood aan maskers die ons moeten behoeden voor gezichtsverlies. Het opmerkelijke succes van de sociale-netwerking-website facebook vormt een andere mooie illustratie van onze menselijke theatraliteit . wat graag posten we nieuwtjes over onszelf, onze bezigheden en onze interesses: niet omdat die nieuwtjes zo uitzonderlijk belangwekkend zouden zijn, maar simpelweg omdat het ónze nieuwtjes zijn. Of we daar nu exhibitionistisch ver in gaan, of iets terughoudender in zijn, allemaal kennen we wel de bijzondere verlokking die uitgaat van het delen van onze ervaringen met onze facebookvrienden, liefst nog voorzien van een pittig commentaar dat blijk moet geven van onze ironische distantie. In zijn interessante boek The Facebook Effect (2010) licht david kirkpatrick onder meer de toekomstplannen van het bedrijf toe. Bij monde van de toenmalige vice-president matt cohler legt hij uit dat er binnen enkele jaren mogelijk geen onderscheid meer zal bestaan tussen ‘on’ en ‘off’ facebook zijn. Ons facebookbestaan zal nog veel meer vervlochten raken met ons ‘werkelijke’ leven: in alles wat we doen zullen we voortdurend geconnecteerd zijn met onze ‘friends’, die een soort van mentaal canvas zullen vormen waartegen onze daden zich onafgebroken zullen afschilderen. Geen onderscheid meer tussen on en off facebook. maar is dat onderscheid er ooit wel geweest? Is onze geest geen soort van ‘facebook in het écht’? we zijn onze ervaringen altijd al aan het beleven vanuit een gemeenschap die er mee zin aan verleent: de foto’s die we trekken als we op vakantie zijn, de dialoogflarden die door ons hoofd dwarrelen als we in ons eentje door de natuur wandelen, de zelfspot die ons komt aanwaaien als we bijvoorbeeld met een spannend fietstenuetje de koersfiets op kruipen. zelfs als we ons dagboek ter hand nemen, rukken we ons niet los van de gemeenschap in ons hoofd. Iedere schrijfact voltrekt zich vanuit een dialogische situatie met een mentaal publiek voor wie de tekst betekenis aanneemt. dat gaat zelfs op voor de dagboekschrijver 108 die in een of ander geheimschrift schrijft, enkel leesbaar voor zichzelf — een zogenaamde private taal. want deze zogenaamde private taal, leert de filosoof ludwig wittgenstein ons, is in werkelijkheid allerminst privaat, maar even publiek als onze gewone taal. de dagboekschrijver kan beschrijven welke bijzondere emotie er op een gegeven dag door hem heen gaat en er een nieuw teken voor verzinnen: ‘@&@’ bijvoorbeeld . voelt hij een week later hetzelfde, dan hoeft hij die toestand niet meer opnieuw omstandig te omschrijven maar kan hij volstaan met: ‘vandaag last van @&@. morgen hopelijk beter.’ maar dat is geen privaat symbool, legt wittgenstein uit, want ‘@&@’ kan voor de dagboekschrijver zelf maar betekenis aannemen inzoverre hij er impliciet al van uitgaat dat ook anderen de link tussen het ‘@&@’-teken en de emotie kunnen vatten. de dagboekschrijver kan bij het gebruik van ‘@&@’ niet anders dan zich voor te stellen dat anderen het teken op een overeenkomstige manier zouden kunnen gebruiken, en dat maakt het al tot een sociaal teken. dat neemt natuurlijk niet weg dat de dagboekschrijver gerust de enige op de planeet kan zijn die weet met welke emotionele toestand het precies overeenkomt. dat ontheft het...

Share