In lieu of an abstract, here is a brief excerpt of the content:

Besluit bij deel I 85  Besluit bij deel I Uit voorgaand literatuuroverzicht volgt dat we de centrale doelstelling van dit proefschrift – de ontwikkeling van de haven van Antwerpen beschrijven, analyseren en verklaren – best vanuit het voorland-achterlandcontinuüm aanvatten, volgens de dominerende havenfunctie moduleren en aan de hand van het Hanseatisch model verklaren. De literatuurstudie maakt verder duidelijk dat de geschiedschrijving over de haven van Antwerpen vooral inductief en fragmentarisch is. Een langetermijnanalyse van de havenontwikkeling in de twintigste eeuw, die bovendien de lokale dimensie overstijgt, ontbreekt. De meerwaarde van een deductieve, modelmatige aanpak situeert zich nochtans in het feit dat men beter weet welke onderzoeksvragen men moet stellen en waar men naar op zoek moet gaan in de archieven.219 Om dit hiaat op te vullen, doen we beroep op omvangrijke databanken van de goederenstromen die in het voorland-achterlandcontinuüm via Antwerpen passeren. Het correct samenstelling van deze databanken is een eerste belangrijke opdracht. In de praktijk stoten we immers op het feit dat de bronnen niet werden opgesteld met het oog op een langetermijnanalyse. De bronnen laten een opsplitsing van de haventrafieken in primaire, industriële en distributietrafieken bijvoorbeeld niet toe. Het is evenzeer onmogelijk alle goederenstromen in het voorland-achterlandcontinuüm in kaart te brengen. Aan welke minimumvereisten moet deze databank dan voldoen? Het concept van het voorland-achterlandcontinuüm impliceert dat er een databank tot stand moet komen die coherente en consistente tijdreeksen bevat met betrekking tot de goederenstromen van/naar de Antwerpse haven voor de ganse twintigste eeuw. Deze goederenstromen verlopen zowel over land (binnenvaart, spoorweg, wegvervoer, pijplijn) als over zee. Daarbij moet niet alleen een onderscheid gemaakt worden naar ladingen en lossingen, de doorvoer dient evenzeer becijferd. Ook cijfermateriaal over de herkomst en de bestemmingen van de goederenstromen hoort erbij. Buiten de goederen219 . Jarvis, A., Port history: some thoughts on where it came from and where it might be going, in: Fischer, L.R., Jarvis, A., eds., Harbours and havens: essays in port history in honour of Gordon Jackson, St. John’s, 1999, 21-23 en 29 (Research in maritime history XVI). 86 stromen dienen we ook te beschikken over tijdreeksen voor de scheepsbewegingen en de toegevoegde-waardecreatie. De bronnen leveren geen kant en klare consistente cijferreeksen voor de ganse twintigste eeuw aan. Rekening houdend met Veraghterts’ proefschrift zal een analyse van de goederenoverslag over een lange tijdsspanne alleen mogelijk zijn indien we slechts één classificatiesysteem voor de goederenstromen hanteren. Dit wil zeggen dat we de originele klasseringen of nomenclaturen zoals opgegeven in de bronnen moeten omzetten naar een andere, eenvormige structuur. Net als Veraghtert opteren we voor een speciale nomenclatuur.220 Andere opties, zoals het nemen van steekproeven of het gebruik van verschijningsvormen (stukgoed, bulk…), schieten te kort. Wij verkiezen de Nomenclatuur voor Vervoersstatistieken (NVS). Het voordeel van dit systeem is dat een derde van de beschikbare cijferreeksen al NVS hanteert . Voor de overige twee derden moet een nauwkeurige en tijdsintensieve omzetting worden uitgevoerd. Gezien de bronnen zeer gedetailleerde informatie verstrekken over een extreme hoog aantal individuele goederen kan dit ook op een consistente en betrouwbare wijze plaatsgrijpen (in tegenstelling tot bijvoorbeeld een omzetting naar verschijningsvorm). Het feit dat NVS specifiek voor transportstatistieken werd ontworpen en bovendien doordacht en gedetailleerd werd samengesteld, spreekt eveneens in het voordeel van deze sinds de jaren 1960 universeel aanvaarde nomenclatuur. NVS maakt tenslotte de onontbeerlijke vereenvoudiging van de vaak zeer gedetailleerde, originele classificaties mogelijk. Het reduceert honderden goederen, zonder nadien een langetermijnanalyse te verhinderen, naar tien wel omschreven goederencategorieën: 0: Landbouwproducten en levende dieren 1: Andere voedingsproducten en veevoeders 2: Vaste minerale brandstoffen 3: Aardolie en aardolieproducten 4: Ertsen, metaalafval, geroost ijzerkies 5: IJzer, staal en non-ferrometalen 6: Ruwe mineralen en fabricaten 7: Meststoffen 8: Chemische producten 9: Voertuigen, machines en overige goederen (zie bijlage 1) NVS heeft uiteraard ook nadelen. Zo impliceert het gebruik van slechts tien categorieën dat we sommige oorspronkelijke goederencategorieën uitsluitend met een kunstgreep kunnen omzetten. Vooral indien in de bron ruwe materialen en afgewerkte producten in één categorie werden ondergebracht (bijvoorbeeld ‘leder en producten daarvan’). Anderzijds kunnen vage categorie ën onmogelijk in de verkeerde NVS-groep landen. Nadelig is ook het 220. VERAGHTERT, K., De havenbeweging te Antwerpen tijdens de negentiende eeuw. Een kwantitatieve benadering, Leuven, 1977, dl IV, Bijlage XXVII. [3.139.82.23] Project MUSE (2024-04-26 09:28 GMT) Besluit bij deel I 87 feit dat de overgang van stukgoed naar massagoed en containers met NVSreeksen niet kan worden aangetoond. Verder verdwijnen natuurlijk...

Share