In lieu of an abstract, here is a brief excerpt of the content:

Sport light De opkomst van lichte organisaties in de sport Jeroen Scheerder & Maarten van Bottenburg ProBleeMsTellInG Verenigingen zoals sportclubs, socioculturele verenigingen, jeugdwerkorganisaties , hobbyclubs, vakbonden, politieke verenigingen en actiegroepen , zijn stevig ingebed in onze samenleving. Als speler op het maatschappelijke middenveld bekleedt het verenigingsleven immers een belangrijke socialiserende, coördinerende en democratiserende rol in het sociale leven (Elchardus et al., 2001; Marée et al., 2008; Putnam, 1993). Zowel de overheid als de onderwijs-, ondernemers- en onderzoekswereld hechten veel belang aan het maatschappelijk kapitaal dat het verenigingsleven genereert. Zo is het overheidsbeleid in onze contreien erop gericht het verenigingsleven én het hieraan gerelateerde vrijwilligerswerk conform het subsidiariteitprincipe maximaal te ondersteunen waar haalbaar en wenselijk. Op hun beurt openen scholen en bedrijven steeds meer hun deuren op zoek naar mogelijke samenwerkingsverbanden met actoren uit het maatschappelijke middenveld. Initiatieven als de brede school en toepassingen op basis van het principe van maatschappelijk verantwoord ondernemen illustreren dit. Vanuit wetenschappelijke hoek leveren onder meer ook sociologen, politicologen en economen een bijdrage. Op basis van voornamelijk empirisch onderzoek omtrent de verenigingssector formuleren deze vorsers beleidsaanbevelingen richting overheid, middenveld en/of markt. 90 jeroen scheerder & maarten van bottenburg De aandacht die de actoren uit de hier aangehaalde sectoren voor het verenigingsleven hebben, is de laatste jaren sterk toegenomen. Deze belangstelling gaat evenwel gepaard met een zekere bezorgdheid, in sommige gevallen zelfs pessimisme, die voortvloeit uit een vermeende daling van de middenveldparticipatie. In zijn invloedrijk werk Bowling Alone (2000) stelt Robert Putnam dat de sociale participatie in de Verenigde Staten gedurende de afgelopen halve eeuw sterk verminderd is. De spraakmakende titel van zijn werk verwijst naar het fenomeen dat Amerikanen enkele decennia geleden nog in verenigingsverband aan bowling deden, terwijl ze dat vandaag minder vaak en eerder in een meer informele context blijken te doen. Putnam stelde vervolgens vast dat de ontwikkeling van informalisering zich ook binnen andere domeinen van de samenleving voordoet. Als gevolg van maatschappelijke veranderingen is volgens deze auteur het sociaal kapitaal opvallend afgenomen. Amerikanen, zo toonde Putnam aan, blijken steeds meer disconnected te zijn van hun familie, vrienden en buurt, maar ook van het verenigingsleven en publieke instellingen. In tegenstelling tot de Verenigde Staten wordt er in Vlaanderen tot op heden echter geen systematische afname vastgesteld van het verenigingslidmaatschap (Hooghe en Quintelier, 2007; Smits en Elchardus, 2009). Deze eerder tegenstrijdige bevindingen betreffende de evolutie van de verenigingsparticipatie nemen niet weg dat het verenigingsleven een metamorfose ondergaat en dat er heel wat verschuivingen binnen deze sector plaatsvinden. Denken we hier bijvoorbeeld maar aan de vergrijzing van het ledenbestand, de ontwikkeling naar meer homogeniteit in de samenstelling van verenigingen, de populariteit van bepaalde passieve lidmaatschappen, de minder langdurige engagementen , de lagere participatie van zogenaamde ‘drukke leeftijdsgroepen’ en de doorgedreven inspanningen inzake de professionalisering van nonprofitorganisaties . Ten aanzien van de formele participatie in het verenigingsleven zouden niet-georganiseerde en anders georganiseerde participatievormen bovendien aan belang en populariteit winnen. Tegen het licht van de hier geschetste verschuivingen is de toekomst van de sportclub al enige decennia een punt van zorg en discussie. Al in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw werd de idee geopperd dat sportclubs hun beste tijd achter de rug hadden (zie bijvoorbeeld Beckers, 1989). Deze veronderstelling werd onderbouwd met de zogenaamde dinosaurushypothese : uitgegroeid tot dominante, doch steeds meer corporatistische spelers in het sportlandschap zouden traditionele sportaanbieders als clubs en federaties niet meer opgewassen zijn tegen maatschappelijke veranderingen waarmee de sportsector vanaf de jaren zestig steeds meer geconfronteerd werd (Goodger, 1982; Vanreusel, 1994). Sport zou de vertegenwoordiger bij uitstek worden van individuele vrijheid en blijheid, wars van zware, bureau- [3.147.72.11] Project MUSE (2024-04-26 11:55 GMT) sport light 91 cratische structuren. Trends zoals individualisering, vergrijzing, verkleuring , flexibilisering van tijdsgebruik en een afnemend aantal vrijwilligers, samen met de opkomst van de meerkeuzemaatschappij zouden deze ontwikkeling een handje helpen. Daarenboven kreeg de sport vanaf de jaren tachtig volop te maken met aspecten van commercialisering en professionalisering , processen die grotendeels mee aan de basis liggen van de nietgeorganiseerde en anders georganiseerde sport (van Bottenburg, 2006). Zo wist aerobicskoningin Jane Fonda vanaf het einde van de jaren zeventig heel wat mensen – vooral vrouwen – warm te maken om (opnieuw) met sport van start te gaan, waarna fitnesscentra en andere commerciële sportaanbieders gretig zouden volgen. De markt ontdekte de handelswaarde van actieve sportbeoefening. Mede hierdoor verloren sportclubs hun quasimonopolie op het aanbieden en organiseren van sport (Scheerder, 2004). In deze bijdrage laten we zien dat de hier beschreven ontwikkelingen zich in het huidige...

Share