In lieu of an abstract, here is a brief excerpt of the content:

141 kleine boeren en grote gezinnen in crisistijd (1920-1970) een nieuwe these Paul M.M. klep Radboud Universiteit Nijmegen inleiding in de historische demografie wordt – althans in nederland – de kracht van het antimalthusiaans, dogmatisch en georganiseerd katholicisme vrij algemeen aanvaard als verklaring voor het relatief hoge niveau van huwelijksvruchtbaarheid, dat de katholieken, vergeleken met de rest van de bevolking, hadden. De kerk, zo is de gedachte, belette een acceptatie van rationele afwegingen. Dezelfde kerkelijke controle wordt ook aangewezen voor de trage daling van de huwelijksvruchtbaarheid van de nederlandse katholieken (engelen, 1987: 201-202, 205-207; engelen, 1994: 75-76; een samenvatting in: engelen, 2009: 73-90). op basis van nogal turbulente ervaringen van de kleine boeren in nederland in de periode 1920-1970 wordt in deze bijdrage een andere verklaring geëxploreerd. niet de religieuze factor, maar de veranderende relatie tussen ouders en kinderen krijgt de hoofdaandacht 1 . De gemeten huwelijksvruchtbaarheid (ig) daalde in nederland van 0,597 in 1920 via 0,446 (in 1930) naar 0,394 (in 1960). in de bijna geheel katholieke provincies noord-brabant en limburg lag de beginwaarde in 1920 op 0,810 (+36 % vergeleken met nederland), in 1930 op 0,655 (liefst +42 %), maar daarna trad een scherpe daling op tot nog slechts 0,441 (+12 %) in 1960 om tegen 2000 zelfs lager te zijn dan de rest van nederland. een ig-waarde van 0,655, zoals in noord-brabant en limburg in 1930 wordt gevonden, betekent overigens dat al een belangrijk deel van de bevolking aan geboortebeperking deed (engelen & hillebrand, 1986: 496; engelen, 2009: 65-67). kennelijk ‘werkte’ de remkracht van het katholicisme in de periode 19201930beduidendhevigerdanin1930 -1960,toendezeimmersbijnauitgeschakeld 1 De auteur dankt de redacteuren, Theo engelen en een onbekende referent voor de kritische vragen bij een eerdere versie. KOK_opmaak_23022010.indd 141 3/03/10 16:16 Paul M.M. Klep 142 werd. hoewel het belang ervan slechts zeer beperkt aangetoond kon worden, zou met name het secularisatieproces van het nederlands katholicisme hieraan hebben bijgedragen. Iets anders dan religie? De abrupte veranderingen in de reproductie in brabant en limburg tussen 1930 en 1960 – terwijl de bevolking toch even katholiek bleef als daarvoor – nodigen uit naar een andere verklaring te zoeken dan die van de kennelijk falende denominatie. ook in het zeer katholieke vlaanderen trad een sterke daling van de fertiliteit op, terwijl in katholieke agrarische gebieden elders in europa – zoals in het westen en zuiden van Duitsland, in Wallonië en Frankrijk – in 1930 een huwelijksvruchtbaarheid (uitgedrukt in ig waarden) wordt gevonden die 4060 % lager is dan in brabant en limburg, en niet zelden zelfs lager is dan in het protestantse en verstedelijkte deel van nederland. er is nog een ander argument. al eerder is door anderson opgemerkt dat het probleem van de verklarende factor ‘religie’ is, dat we niet precies weten hoe die werkt. treedt het op een geaggregeerd niveau gemeten gedrag dat gelinkt wordt aan religie op door een compositional effect (door de kenmerken van de individuen en samenhangend met de centrale waarden van de religie zelf en de acceptatie daarvan) of een contextual effect (onder de gemeten religie verbergt zich iets sociaaleconomisch en/of een invloed van wetgeving) (anderson, 1986: 300302 )? in de bestaande literatuur wordt bovendien de idee van acceptability van sociaal gedrag – een noodzakelijke voorwaarde voor gedragsverandering – mijns inziensaltezeeralleenopdeoudersgeprojecteerdenteweinigopdemeewonende adolescente en volwassen kinderen. De acceptatie kan nogal variëren. De lage nuptialiteit van kinderen in coöperatieve huishoudens in het negentiende-eeuwse ierland kan worden gezien als een positieve overlevingsstrategie van de kinderen, maar in Duitsland als het resultaat van gedrag dat door een machtige huisvader – met op de achtergrond de Duitse staat – afgedwongen wordt (klep, 2005a: 249255 ). kinderen kunnen, los van de religie of levensovertuiging die er heerst, een samenlevingsvorm met de ouders accepteren of afwijzen. vertrekken zij massaal en vroeg uit het huishouden, dan wordt het – als dit een vast sociaal gegeven wordt – voor de ouders bij dalende zuigelingensterfte en oplopende nettokosten van opvoeding heel acceptabel om minder kinderen op de wereld te zetten. ten slotte sluit deze zoektocht naar een andere verklaring dan religie aan bij de conclusie van engelen en anderen dat – na eliminatie van economische verandering en de religie als verklarende factoren – er zoiets als de werking van KOK_opmaak_23022010.indd 142 3/03/10 16:16 [3.145.77.114] Project MUSE (2024-04-25 18:06 GMT) Kleine boeren en grote gezinnen in crisistijd (1920-1970) 143 een niet nader gespecificeerde regionale factor overblijft (engelen, 1987: 154, 207). Zoals ook in grote...

Share