In lieu of an abstract, here is a brief excerpt of the content:

EPILOOG Weergave van een menselijke hand op een rotswand, gedateerd 27.000 jaar voor christus, cosquer cave, frankrijk. 216 1 zevenentwintigduizend jaar geleden legt een man zijn hand op een rotswand. de rots voelt koud aan. maar daaronder lijkt zich nog een andere kilte los te maken. alsof zich in de ogen van de man duizenden andere blikken leggen die heel nauwgezet mee beginnen te kijken naar wat plots een vreemd object lijkt — vijf bleke staafjes die naar elkaar toelopen. de grot zuigt een omineuze stilte aan. vult zich met blikken uit de toekomst. nog altijd verliest de man zijn hand in onze hedendaagse blikken. de hand steeds vreemder, steeds afweziger. vijf staafjes . een litteken. wat stugge haartjes. maar geleidelijk aan, terwijl onze blikken al waziger worden, ziet de man uit die vijf buisjes, het litteken, de haartjes opnieuw een hand groeien. enige tijd luistert hij naar het doffe gebons van zijn hart. dan blaast hij heel voorzichtig wat kleurstof tegen de wand. als hij terugtrekt blijft tussen het poeder helemaal niets achter. Het niets van een hand — zíjn hand. In het vierde hoofdstuk van zijn boek Les Muses schrijft de franse filosoof jean-luc nancy over de handcontouren (zogenaamde negatieve handen) die werden aangetroffen op de wanden van de franse cosquergrot en die met hun leeftijd van 27.000 jaar vrijwel tot de oudste gekende grotschilderingen behoren. net zoals wij in dit boek deden, verbindt nancy deze prehistorische kunstvormen met de constitutie van de makers ervan: de stilte die uit de mysterieuze handafdrukken spreekt, schrijft nancy, is een stilte waarvan ook de mens zelf doordrongen is — de stilte die onze luidruchtige woorden, ons gegrinnik en ons gejoel bijeenhoudt en ons er tegelijk van scheidt. de stilte vanwaaruit we hoorbaar worden voor onszelf. een van de centrale ideeën die we in dit boek hebben ontwikkeld is de idee dat mensen nooit volledig kunnen samenvallen met hun lichamelijkheid . wat ons van onze lichamelijkheid scheidt is onze vertrouwdheid met het feit dat ons lichaam zichtbaar is voor anderen die er onze persoon in herkennen. we horen niet enkel thuis in ons lichaam. Ons lichaam blijft ons ook altijd een tikkeltje vreemd: het is tevens een ding. een lichaam zoals er zoveel bestaan: we hadden, voelen we aan, ook in [13.59.218.147] Project MUSE (2024-04-19 05:48 GMT) 217 een ander lichaam kunnen huizen. Om die reden kan de idee dat net dit ene lichaam (en het erbij horende leven) het onze is, ons als absurd treffen . Het is de vertrouwdheid met deze vreemdheid die ons voortdurend aan onszelf teruggeeft, zoals het niets van de hand van de cosquergrot, over eeuwen van vervreemding heen, zichzelf steeds opnieuw de hand blijft reiken. deze vertrouwdheid valt op zich niet aan te wijzen of uit te spreken : het is een stilte die al de rest hoorbaar maakt, een onzichtbaarheid die toonbaar maakt. ze komt overeen met wat we eerder in dit boek omschreven als de leegte die gaapt tussen onze pure lichamelijkheid (het middelpunt van de cirkel) en onze vertrouwdheid met de zichtbaarheid van ons lichaam (de omtrek van de cirkel). deze leegte of stilte is de ruimte van ons zelfbewustzijn. Het is de kamer van onze geest. zonder deze stilte zouden we geen oor hebben voor de sociale betekenisvolle echo’s van onze lichamelijkheid. zonder deze leegte zou ons bestaan zich niet kunnen vullen met zin — een zin die even onvoorspelbaar en broos is als de akoestische wetten waaraan ze onderhevig is. de ‘negatieve’ hand, de hand die er niet is, maakt de eigen onzichtbaarheid zichtbaar, toont het niet samenvallen met zichzelf, het eigen niets waarin al onze weergalmende betekenissen zweven. Of om in de terminologie van de filosoof rudi visker (Lof der Zichtbaarheid) te spreken: het vormt een symbool, iets dat niet verwijst naar betekenis die al aanwezig is, maar iets dat in en via zijn openbaarheid net ruimte creëert voor betekenis. Het maakt de stilte hoorbaar die ieder ogenblik opnieuw ons schreeuwerige zelfverstaan voortbrengt, de mallemolen van onze stream of consciousness. de heilige stilte die ons om de oren slaat bij het zien van prehistorische grotschilderingen is dus niet het gevolg, zoals vaak beweerd wordt, van onze moderne doofheid, van het feit dat de prehistorische riten en gebruiken niet meer tot ons zouden spreken. nee, de stilte die we ervaren bij het zien van prehistorische grotschilderingen klonk ook de prehistorische mens in de oren: de rituelen en gebruiken, en de grotschilderingen zelf, zijn precies vanuit die...

Share