In lieu of an abstract, here is a brief excerpt of the content:

205 INTERLUDIUM Onder een open hemel73 de mens is een dier. maar niet zomaar een dier. “een mens leeft niet van brood alleen.” de mens is een verlangend dier. Hij neemt geen genoegen met het aardse hier en nu, maar heeft ook nood aan een hemel, aan een niet-hier en niet-nu waar hij, rechtopstaand, naar kan reiken. deze tussenstatus van de mens bestaat uit twee bewegingen: een beweging naar boven en een beweging naar beneden. normaal zijn deze twee bewegingen met elkaar verstrengeld — zie de twee vogels in de tekening74 — waardoor ze elkaar min of meer in evenwicht houden. maar soms krijgt een van beide bewegingen de overhand, waardoor er respectievelijk een opwaartse of een neerwaartse dynamiek ontstaat. 206 De opwaartse dynamiek In zijn boek De Paradijsvogel legt louis Paul Boon de opwaartse dynamiek bloot. wanneer in een mythisch verleden de stad taboe geteisterd wordt door hongersnood, zien de radeloze inwoners geen andere uitweg dan in het holst van de nacht hun uitgemergelde kinderen te vondeling te leggen in het nabijgelegen gebergte. Om deze laffe, maar noodzakelijke praktijk toch iets draaglijker te maken, komt een van de inwoners, noéma’s vader, op het idee de heimelijke moorden te omzwachtelen met een troostend ritueel: voortaan worden de slachtoffer-kinderen door het lot aangeduid en kunnen ze na een keurige ceremonie de stad verlaten doorheen een mooi versierde poort, met op hun frêle schoudertjes een symbolisch knapzakje gebonden. de poort, gemaakt uit twee panelen in de vorm van engelenvleugels en verfraaid met juwelen, verandert spoedig in een altaar, met erachter noéma’s vader die zich noodgedwongen de allures van een priester aanmeet: beloftevol verhaalt hij de ouders en de kinderen over een Paradijsvogel, “de gouden vogel die over u zal komen neerstrijken, als uw smeken zijn oor bereikt.” de offers die ze zich nu getroosten zullen later beloond worden! Op een dag wijst het lot een van de kinderen van de priester aan. noéma is een zeer intelligent, vroegrijp meisje. aanvankelijk wandelt zij nog net als de andere kinderen nietsvermoedend haar sneeuwwitte dood tegemoet, maar geleidelijk aan begint ze de goedbedoelde leugens van haar vader te doorzien. meer en meer begint het haar te dagen dat ze op haar tocht door het gebergte helemaal geen Paradijsvogel zal tegenkomen . dit besef verstikt haar, want de verhalen over de Paradijsvogel heeft ze van kleins af aan gretig geabsorbeerd: haar bestaan is zodanig opgezwollen met het geloof in het mythische vogelwezen dat ze het niet kan afzweren. Het voelt aan alsof ze met haar geloof ook zichzelf zou opgeven. toch kan ze niet omheen haar vlijmscherpe verstand dat haar blijft tergen met het inzicht dat de Paradijsvogel slechts fictie is. Haar oplossing uit deze impasse heeft iets kinderlijks en naïefs, maar ook iets onverbiddelijks en halsstarrigs: als de Paradijsvogel niet naar haar kan komen, redeneert ze, dan zal zij naar de Paradijsvogel gaan. [3.136.26.20] Project MUSE (2024-04-25 02:57 GMT) 207 tegen een van de andere kinderen zegt ze: de Paradijsvogel “bestaat slechts binnen in mij, omdat ik in hem ben blijven geloven, en dus moet ik steeds sterk blijven, mij steeds sterk tonen, wil hij door mij blijven voortbestaan.”75 noéma’s oplossing houdt eigenlijk in dat ze het geloof in de Paradijsvogel losmaakt van de menselijke context waarin het ontstaan is — een context van tekort en verlangen. ze verandert het geloof in een heilige, onaantastbare ideologie, die er bij wijze van spreken altijd is geweest. Indien alles nog niet ideaal is, zegt ze eigenlijk, ligt dat niet aan de ideologie , maar aan de mens, die nog niet klaar is voor de ideologie. de mens is nog te zeer aan de aardse sfeer van het verlangen gekluisterd. eerst moet hij daarvan loskomen, en pas dan zal de ideologie haar beloften kunnen inlossen. eenzelfde redenering vinden we terug in iedere vorm van fundamentalisme . de fundamentalist is niet geïnteresseerd in de echte mens — die van vlees en bloed, en dus grillig en onbetrouwbaar is — maar alleen in het hogere in de mens. de maatschappij waar de fundamentalist van droomt is een volstrekt beheersbare, anorganische samenleving — volkomen transparant, perfect geolied, en egalitair in de zin van: iedereen gelijk aan iedereen, dus iedereen even vervangbaar. de fundamentalist droomt van een maatschappij die in plaats van uit unieke individuen uit kille, voorspelbare robotten bestaat. dat alle fundamentalismes hierin zo sterk op elkaar gelijken, is in zekere zin paradoxaal. Iedere fundamentalistische of radicale strekking gaat er...

Share