In lieu of an abstract, here is a brief excerpt of the content:

de open geest van de middeleeuwse mystieke literatuur 235 De open geest van de middeleeuwse mystieke literatuur Rob Faesen Om deze inleidende presentatie op de middeleeuwse mystieke literatuur te starten, zou ik eerst een blik willen richten op iemand uit de zeventiende eeuw, de periode dat de middeleeuwen al lang voorbij waren, en de moderne tijd zich energiek aan het ontwikkelen was. Het gaat om de filosoof en wiskundige René Descartes (1596-1650). In zijn beroemde Meditaties beschrijft hij een overweging, die buitengewoon actueel klinkt. Hij is er zich van bewust dat hij in de loop van de jaren misschien allerlei onjuiste opinies verworven heeft, en tracht zich daarvan te verlossen. Met het oog daarop gaat hij systematisch met kritische blik al zijn kennis betwijfelen. En hij doet dat op een zo fundamenteel mogelijke manier: vooreerst constateert hij dat de kennis die de zintuigen geven niet betrouwbaar is, want soms bedriegen die ons. Datzelfde geldt eigenlijk ook voor alle conceptuele kennis: in principe zou er een gemene stoorzender in het systeem van het menselijke denken kunnen zitten, die zo grondig werkt dat ik niet bij machte ben die op te merken. Ook dat geeft dus geen betrouwbare zekerheid . Kortom, Descartes gaat de zekerheid van alle kennis betwijfelen. En dan komt hij tot dit ene onbetwijfelbare punt: ik besta. Immers, iemand die niet bestaat, kan deze denkoefening niet maken. Alleen iemand die bestaat, kan dat. Hij vat zijn onbetwijfelbare, solide punt aldus samen: ‘Ik zal nu mijn ogen sluiten, mijn oren toestoppen, ik zal mijn zintuigen verzamelen, ik zal alle beelden van lichamelijke dingen 236 rob faesen uit mijn denken schrappen – of tenminste als onbetrouwbaar beschouwen, want ze helemaal schrappen is vrijwel onmogelijk – en zo zal ik tot mezelf spreken, mijn innerlijk bezien en trachten mezelf beter te verstaan. Ik besta: een denkend iets, iets dat twijfelt, dat bevestigt en ontkent, iets dat weinig weet en veel niet weet, iets dat willens nillens zich voorstellingen maakt en voelt (...)’ (Meditationes de prima philosophia, III, par. 1). In feite is dit een bijzonder actuele denkoefening, want ze toont ons iets van dit enorme project waar de moderne cultuur in het Westen al eeuwenlang mee bezig is, en dat telkens maar weer schijnt te mislukken. Het ‘ik’ kijkt vertwijfeld om zich heen naar de veelheid van meningen, doctrines en opinies; het wijst dat allemaal argwanend af als onzeker en tracht dan zijn zekerheid te vinden in dit ene: ‘Hoe dan ook, ik, ik besta!’ Dit lijkt het uiteindelijke vaste punt te geven voor het levensproject. Maar bij nader inzien blijkt dit nog het meest problematische van al te zijn. Dat zelfstandige ‘ik,’ het subject dat zijn vrienden uitkiest op Facebook en voortdurend zorgvuldig zijn eigen profile bijwerkt met nieuwe foto’s, het zelfstandige ‘ik’ dat zijn eigen identiteit uitbouwt en bepaalt, dat zelfstandige ‘ik’ voelt aan – wellicht vooral onbewust – dat het uiteindelijk helemaal niet zijn eigen fundament is. Of beter gezegd, dat het ‘ik’ helemaal niet die vaste fundering biedt zoals René Descartes het meende. Welnu, de middeleeuwse mystieke literatuur heeft dat bijzonder scherp aangevoeld , en een van de grondthema’s betreft precies dit, namelijk de ervaring van het afgrondelijke fundament van het ‘ik’. Het bovenstaande citaat van Descartes klinkt trouwens als een echo van een passage uit het werk van de grote Brabantse mysticus Jan van Ruusbroec. Alleen, Ruusbroec bekijkt dit in een totaal ander perspectief. Daar komen we later op terug. een terminoloGiscHe VerdUideliJkinG Vooreerst is een terminologische verduidelijking nodig. In de titel van deze bijdrage wordt er verwezen naar de ‘middeleeuwse mystieke literatuur’. Over elk van deze drie woorden bestaat er grote discussie. Ik ga niet in op de vraag waar de ‘middeleeuwen’ beginnen en eindigen, en wat nu juist ‘literatuur’ zou kunnen zijn; dat zou ons te ver voeren. Maar het begrip ‘mystiek’ mag in deze bijdrage misschien wel verduidelijkt worden. Daarover zijn interessante studies verricht door de Franse Jezuïet Michel de Certeau (1925-1986), die nadien grondig gecorrigeerd zijn door zijn Vlaamse [3.135.205.146] Project MUSE (2024-04-20 04:29 GMT) de open geest van de middeleeuwse mystieke literatuur 237 ordesgenoot Albert Deblaere (1916-1994). De conclusie komt hierop neer dat het zelfstandig naamwoord ‘mystiek’ een tamelijk recente creatie is: het woord is weliswaar afgeleid van het Griekse bijvoeglijk naamwoord μυστικός (en dus verwant met μυστήριον, en met μύω, zwijgen), maar dit heeft een nieuwe, specifieke betekenis gekregen. Albert Deblaere argumenteert dat dit woord in het begin van de vijftiende eeuw gaat verwijzen naar een ‘onmiddellijke en passieve...

Share