In lieu of an abstract, here is a brief excerpt of the content:

162 Loveling en de mythe van het taalverval Virginie Loveling werd in 1836 geboren in Nevele, niet heel ver van Gent. Ze is er ook gestorven, in 1923. Ze behoort tot de belangrijkste schrijvers van de negentiende eeuw. Eerst samen met haar zuster Rosalie, en nadat die in 1875 overleed alleen, schreef zij gedichten, novellen, romans, essays en ook kinderboeken. Tijdens de Eerste Wereldoorlog woonde ze in Gent. Ze is dan al een dame op leeftijd. Daar heeft ze een dagboek bijgehouden, hele pakken losse blaadjes. Al bij haar leven zijn wel eens gedeelten van dat dagboek gepubliceerd . Kort geleden is eindelijk het hele dagboek uitgegeven: In oorlogsnood ; Virginie Lovelings dagboek 1914-1918, verzorgd door Ludo Stynen en Sylvia Van Peteghem. Uitgever is de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde te Gent. Het is een heel mooi dagboek. De wijze oudere vrouw is aan het woord; de oorlog gaat haar nauwelijks aan, maar zoveel te meer de mensen die eronder lijden. Geen algemene politieke verhalen, geen krijgsgeschiedenis, ook geen eigen zielenleed, maar betrokkenheid op wat de mensen moeten meemaken, vriend en vijand. Met een open oog voor het sprekende detail. En geschreven door iemand die schrijven kan. Postuum is er een meesterwerk aan haar oeuvre toegevoegd. Buiten de stukken die al tijdens haar leven gepubliceerd zijn, is er met de rest van de tekst weinig of niets gedaan. Er staan wel eens vergissingen in en spelfouten, en er is wel eens een woord vergeten. Allicht dat als Virginie Loveling haar dagboek zelf naar de drukker gebracht had, dat ze nog wel een en ander verbeterd zou hebben. Wat opvalt is eigenlijk dat er zo weinig foutjes in staan. Ze schreef al bijna meteen, in eerste versie, zeer goed. 163 Hoe schreef de ontwikkelde (en getalenteerde) Vlaming in de negentiende eeuw? Daarvoor zou men eens naar dit dagboek van Virginie Loveling kunnen kijken. Het is vooral sedert diezelfde negentiende eeuw dat er een mythe is ontstaan over het verval van het Nederlands in België. Die mythe gaat ongeveer als volgt. Na de scheiding van Noord en Zuid in de zestiende eeuw,ennadeuittochtvanveleVlamingennaarhetNoorden,ontwikkelde zich in het Noorden een standaardtaal, terwijl het Zuiden daaraan geen deel had. Het Nederlands in België raakte in de zeventiende en de achttiende eeuw steeds meer achterop, mede door de verfransing . Het Nederlands was er een taal “in verval’. Het duurde tot het einde van de negentiende eeuw, om niet te zeggen tot ver in de 20ste eeuw, voordat het Nederlands in België weer enige kwaliteit kreeg. Het zal wel om politieke redenen geweest zijn dat de Vlaamse Beweging in de negentiende eeuw deze mythe heeft verspreid. Ze is in ieder geval zeer hardnekkig, want ook nu nog hoor je dit verhaal geregeld. Maar er kloppen een paar zaken niet. Zo vond de echte verfransing pas plaats in de tweede helft van de negentiende eeuw; niet eerder. En wie boeken leest van zuidelijke schrijvers uit de zeventiende of achttiende eeuw, krijgt helemaal niet de indruk dat dat een taal ‘in verval’ is. En dat Conscience niet goed schrijven kon, zegt meer over Conscience dan over de taalsituatie van zijn dagen. En dat Gezelle zoveel dialect in zijn gedichten deed, was een welbewuste keuze; waarlijk geen onvermogen. In de tweede helft van de negentiende eeuw heeft men een dramatische ontwikkeling in het verleden verzonnen die in feite juist op dat moment zich afspeelde! Wie in 1836 te Nevele werd geboren, en schrijverstalent had, maar dat laatste is altijd een voorwaarde, kon zeer goed gaan schrijven. Natuurlijk zijn er verschillen tussen het noordelijke en het zuidelijke Nederlands. Die kennen we allemaal. In woordkeus, uitspraak en grammatica herkent elke Belg de Hollander, en elke Hollander de Belg. Sommige van die verschillen bestaan al zeer lang. We weten uit het toneelwerk van Bredero dat men elkaar rond 1600 aan zijn spraak herkende. Maar geldt dat voor alle hedendaagse verschillen? [18.221.141.44] Project MUSE (2024-04-20 04:56 GMT) 164 Het moet gezegd: daar weten we bitter weinig van. En dat komt grotendeels door diezelfde mythe. De taalgeschiedenis van het noorden uit de tijd van 1600 tot 1900 is redelijk goed onderzocht. De taal van Hooft en Vondel en Huygens en Cats, de taal van Justus van Effen en van Betje Wolff en Aagje Deken, daar is allemaal wel onderzoek naar gedaan. De taalgeschiedenis van het zuiden over diezelfde tijd, daar weten we hoegenaamd niets van. Waarom niet? Omdat er steeds gezegd werd: dat is een oninteressante periode...

Share