In lieu of an abstract, here is a brief excerpt of the content:

84 Hoe is dat kunnen gebeuren Onder veel Nederlandse taalkundigen geldt Vlaanderen als een lingu ïstisch openluchtmuseum. Onder Vlaamse taalkundigen trouwens ook. Je kunt er namelijk taalverschijnselen aantreffen die in Nederland al honderd of vijfhonderd jaar uitgestorven zijn. En daar zijn ze nog dagelijks te zien en te horen, ‘in het wild’. Dat is voor wie er oog voor heeft, en een klein beetje op de hoogte is van onze taalgeschiedenis , fascinerend. Alsof er ergens op de wereld een streek zou zijn waar nog dinosauriërs rondhuppelen, of waar je een mammoet kan tegenkomen. Of, minder ver in het verleden, alsof er een land zou zijn met ridders in harnassen, met gaslicht, met dodo’s of met stoomtreinen . Zoiets spreekt tot de verbeelding. Wie zou dat niet graag eens zien? Dat er niet jaarlijks taalkundige expedities naar Vlaanderen gestuurd worden om de toestand aldaar grondig te onderzoeken, komt enkel maar doordat Vlaamse taalkundigen het zelf al doen. Toch is het beeld van een taalkundig openluchtmuseum maar half waar. Er zijn inderdaad in het zuidelijke Nederlands zaken aan te wijzen die in het noordelijke Nederlands verdwenen zijn. Soms al heel langverdwenenzijn.Iederehistorischtaalkundigekanerweleenpaar noemen. Maar het omgekeerde is even waar: op verschillende punten is het zuidelijke Nederlands een stap vooruit op het noorden. Of zelfs vele stappen. Daardoor is Vlaanderen, vanuit Nederland bezien, niet enkel een openluchtmuseum maar evengoed een soort taalkundig toekomstpark, waar je dingen te zien en te horen krijgt die in Nederland pas over vijftig jaar, honderd jaar of nog langer tijd zullen aanbreken . Alleen: dat is minder bekend. Dat Vlamingen niet evengoed Nederland als een taalkundig openluchtmuseum beschouwen, waar evenzeer reden voor is, komt slechts doordat je over de omgekeerde 85 verhouding (Vlaanderen loopt voorop, Nederland komt achteraan) minder hoort. Hoe dat komt, weet ik niet. Tijd voor een voorbeeld. Hebben en zijn In bijna ieder gesprek tussen een Vlaming en een Nederlander kan men horen, naast andere grote en kleine verschillen, hoe de Nederlander bijvoorbeeld zegt Ik weet niet hoe dat heeft kunnen gebeuren, en de Vlaming Ik weet niet hoe dat is kunnen gebeuren. Beiden spreken keurig Algemeen Beschaafd Nederlands, maar er is een verschil. Er zijn ook wel Nederlanders die is kunnen gebeuren zeggen, en Vlamingen met heeft kunnen gebeuren. Maar in overgrote meerderheid staat een noordelijk heeft tegenover een zuidelijk is. Wie erop let, ziet het verschil ook in bijvoorbeeld:| (naar V.) is zij niet meer durven gaan (Stijn Streuvels, Levensbloesem, 17).| Vandenbroucke is toch maar kunnen gaan studeren en heeft op die manier voor de partij inhoudelijk een belangrijke input gehad (De Morgen 24 april 1998).| De vlammen zijn onmogelijk kunnen overwaaien van de ene plaats naar de andere (De Morgen 24 april 1996).| ook de Belgische staatshervorming is vaak met zeer kleine pasjes moeten vooruitgaan (De Morgen 19 juni 1997).| Ons volk is moeten wijken voor de overmacht (Virginie Loveling, In oorlogsnood 87).| Hij was uit de gevangenis weten te ontsnappen (De Morgen 24 juni 1998).| De Verenigde Staten zijn echter nog op geen enkel compromisvoorstel willen ingaan (De Morgen 17 februari 1998). Ik bennietde eerstedieditheeft opgemerkt. Hetverschilisindevakliteratuur bekend. Ook al wordt het door veel mensen niet gehoord. Als je een Nederlander of een Vlaming naar verschillen vraagt, blijkt dit onderscheid tussen heeft en is weinig opvallend. De kwestie strekt zich trouwens iets verder uit. In andere gevallen gebruikt de Vlaming juist hebben, waar de Nederlander zijn kiest: [18.221.141.44] Project MUSE (2024-04-25 02:00 GMT) 86| Dat heeft hij zich blijvenherinneren (België Radio 2, 6 september 2001).| Die heb ik in Gent gaan kopiëren (gehoord Leuven 1997).| Ze heeft mij komen opzoeken (België Radio 2, 6 september 2001). Maar het gaat om hetzelfde verschijnsel. Dat laat zich uitleggen. Voltooide tijden Om te begrijpen wat hier gebeurt, moet u een paar dingen weten. In de eerste plaats is het van belang dat we onze voltooide tijden maken met hebben of zijn. We zeggen Hij heeft een brief geschreven, We hebben kip gegeten, naast Hij is thuis gekomen en Ik ben vorige week vertrokken. Bij schrijven en eten kiezen we hebben, bij thuiskomen en vertrekken kiezen we zijn. Daar zit systeem in, maar dat leggen we een andere keer wel eens uit. Voor ’t moment is voldoende dat we allemaal, zonder te hoeven nadenken, meteen de juiste keuze maken tussen hebben en zijn. Dat is in Nederland zo, en het is in Vlaanderen precies zo, en volgens hetzelfde systeem. De keuze wordt bepaald door het ‘andere’ werkwoord: schrijven...

Share