In lieu of an abstract, here is a brief excerpt of the content:

9 “De levenskracht der bevolking” sociale en demografische kwesties in de lage landen tijdens het interbellum Jan van bavel en Jan kok De periode tussen de eerste en de tweede Wereldoorlog (1919-1939) was een periode van intense maatschappelijke spanningen. De moderniteit was in een kruisversnelling gekomen en riep tegengestelde reacties op, gaande van radicale omarming tot reactionaire verwerping. Politieke democratisering botste op antidemocratische reacties. Moderniserings- en individualiseringstendensen in het huwelijks- en gezinsleven lokten fundamentele antimoderne kritieken uit. ongekende economische groei koerste naar oververhitting en naar een zware crash. secularisering versterkte de verzuiling en ontlokte pleidooien voor godsdienstig reveil. alles veranderde ook zo razendsnel. vele geschriften uit die tijd getuigen van angst en onzekerheid voor het onbekende: ‘Waar gaan we naartoe?’ gaandeweg leken reactionaire stemmen de boventoon te gaan voeren. het uitbreken van de economische crisis eind 1929 had daar misschien voor een deel de hand in, maar afkeer en afkeur van de moderne tijden was er voordien ook al volop – al lang voor het uitbreken van de grote oorlog. De maatschappelijke spanningen kwamen scherp tot uiting in de politiek, getuige onder andere de doorbraak van nazisme en fascisme. Maar ook op het vlak van bevolking en gezin was er veel actie en reactie. tijdens het interbellum woedde zowat overal in de westerse wereld een debat over ‘de bevolkingskwestie ’. een aantal demografische evoluties werden in brede kringen gelezen als een teken aan de wand dat het met de westerse cultuur de verkeerde kant uitging. De waarden en normen van de westerse beschaving dreigden onderuit te gaan, en nergens kon je dat volgens sommigen beter zien dan in de miserabele toestand van wat de hoeksteen van de samenleving hoort te zijn. De belangrijkste thema’s in het debat uit die tijd staan ook vandaag (opnieuw) op de maatschappelijke agenda: lage vruchtbaarheid, vergrijzing en internationale migratie. hoewel de termen die tijdens het interbellum gebruikt werden vandaag vaak archaïsch en moralistisch aandoen, is de kern van het maatschappelijke en politieke debat soms verrassend actueel. KOK_opmaak_23022010.indd 9 3/03/10 16:16 Jan Van Bavel & Jan Kok 10 vele politici en intellectuelen vreesden vooral voor een nijpende overbevolking : als gevolg van de sterftedaling was de bevolkingsomvang in de meeste europese landen immers nog sterk aan het groeien. naar de smaak van de spaanse intellectueel José ortega y gasset liet die sterke demografische groei zich al te letterlijk aan den lijve voelen in de vorm van “ontzaglijke opeenhopingen van menselijke wezens” en europa dreigde te worden tot “een gevangenis waarin veel meer gevangenen opgehoopt zijn dan er in kunnen” (ortega y gasset, 1937 [1958]: 38-39). Door de combinatie met een algemene stijging van het materi ële levenspeil werd de beschaafde burger echt overal met ‘het feit der volte’ geconfronteerd: “De steden zijn vol mensen. De huizen, vol bewoners. De hotels, vol gasten. De treinen, vol reizigers. De café’s, vol klanten. De straten, vol voorbijgangers. De wachtkamers der beroemde geneesheren, vol zieken. De theaters, als de voorstelling niet op een ongelegen uur is, vol toeschouwers . De badplaatsen, vol badgasten. hetgeen vroeger nooit een moeilijkheid was, is dit thans bijna onophoudelijk: een plaats vinden” (ortega y gasset, 1937 [1958]: 52). specialisten – met name demografen – wezen er echter op dat die groei tijdens het interbellum in de meeste gevallen enkel nog te wijten was aan demografische traagheid en dat er bevolkingskrimp zat aan te komen (bv. landry, 1934; carr-saunders, 1936). De vruchtbaarheidscijfers waren immers in heel wat europese landen gedurende langere tijd (zo’n tien tot twintig jaar) onder het vervangingsniveau gedoken. Dat impliceerde dat de bevolking op termijn zou gaan krimpen – tenminste: als migratie buiten beschouwing werd gelaten. Daarop kwam vanuit vele hoeken reactie tegen wat ‘de neomalthusiaanse plaag’ van de te kleine gezinnen genoemd werd. het tij moest dringend worden gekeerd : tegen de alomtegenwoordige trend van het steeds verdergaande individualisme moesten mensen er toe worden aangezet om weer meer kinderen te krijgen. ook in nederland en belgië woedde dit debat tijdens het interbellum (zie huys, 1974 voor een geannoteerde bibliografie van het bevolkingsdebat in nederland; De gans, 1999). Zo legde kastein (1938) uit hoe het voorheen dreigende probleem van overbevolking aan het keren was in een probleem van onderbevolking, en dat het gewenst zou zijn dat elk nederlands echtpaar ten minste drie kinderen zou grootbrengen tot boven de leeftijd van vijf jaar. in belgië publiceerde de brusselse filosoof en socioloog Dupréel (1928) een antimalthusiaans essay waarin hij argumenteert dat bevolkingsgroei een belangrijke motor was van maatschappelijke vooruitgang (zie ook de engelse...

Share