In lieu of an abstract, here is a brief excerpt of the content:

223 Hoofdstuk 7 Napoleon en de hervorming tussen oud en nieuw Wanneer Fourcroys hervormingswet in 1802 werd goedgekeurd, stond Napoleon al drie jaar aan het hoofd van de Franse republiek die ook de Zuidelijke Nederlanden omvatte. Op 9 november 1799 was generaal Bonaparte aan de macht gekomen. Onder het voorwendsel van een Jakobijns complot had hij met behulp van de gewezen revolutionair Emmanuel Joseph Sieyès het Directoire afgezet. In de plaats had hij de Raad van Vijfhonderd en de Raad van ouderen gedwongen om een driemanschap van consuls als nieuwe bestuurders te aanvaarden. Als Eerste Consul nam Napoleon zelf de leiding van dit driemanschap.14 De belangrijkste reden waarom Napoleons staatsgreep slaagde, zo is bekend, bestond erin dat Bonaparte zichzelf voortdurend als de ‘redder’ van de revolutie opwierp. In oktober 1799 was de republiek immers bedreigd. Zowel de royalisten aan de rechterzijde als de (neo) jakobijnen aan de linkerzijde waren op de omverwerping van het bestaande regime belust. Bovendien veroorzaakten de aanhoudende economische crisis en de vele mislukte buitenlandse militaire campagnes heel wat onvrede bij een groter deel van de bevolking. Nog vóór de coup van 1799 hadden aanhangers van generaal Bonaparte via allerlei lastercampagnes tegen het Directoire trouwens evenzeer op deze onvrede ingespeeld. Zodra Napoleon als Eerste Consul het opperste gezag in handen had, wist hij handig van dit heersende ongenoegen gebruik te maken. Hij profileerde zich als de stabilisator die welvaart en vrede zou brengen. En hij beloofde een einde te zullen maken aan de machteloosheid van de republiek. Zijn buitengewone militaire successen – Napoleon had in 1799 als enige republikeinse generaal nooit een veldslag verloren – verleenden hem hiervoor heel wat krediet.15 Napoleons beleid was ambigu. Enerzijds bouwde het verder op de democratische principes van de revolutie. Anderzijds was het in toenemende mate gericht op een versterking van de uitvoerende ten opzichte van de wetgevende macht. Reeds in de nieuwe grondwet van 13 december 1799 zat deze ambiguïteit vervat. De constitutie, die grotendeels het werk was van Sieyès, gaf vorm aan een schijndemocratie. Ze erkende verschillende beginselen uit de in 1789 door de Assemblée Nationale goedgekeurde Verklaring van de Rechten van de Mens, zoals de civiele gelijkheid van alle (per definitie mannelijke) burgers. In deze context verleende ze ook stemrecht aan alle mannen die ouder waren dan 21 jaar. Maar tegelijk legde de 14 De twee overige consuls waren Sieyès en Roger Ducos. In 1800 werden zij als consuls vervangen door Jean-Jacques Régis de Cambacérès en Charles-François Lebrun. 15 Over de manier waarop Napoleon zichzelf als redder van het vaderland profileerde, zie Tulard, Napoléon ou le mythe du sauveur. 224 Symbiose tussen oud en nieuw 224 constitutie alle autoriteit bij Napoleon. Ze sloot directe participatie uit door nooit rechtstreekse verkiezingen uit te schrijven. Het stemrecht kon enkel worden aangewend om lijsten van notabelen mee samen te stellen, waaruit Napoleon en zijn regering zelf de leden van de Assemblées mochten aanduiden. Bovendien bezorgde de grondwet de Eerste Consul het recht om op persoonlijk initiatief wetten te maken en naar eigen believen zijn ministers, hun functionarissen én de leden van de Raad van State te benoemen. Ook over oorlog en vrede mocht Napoleon vrij beslissen. De bevoegdheid van zijn twee medeconsuls werd beperkt tot het verstrekken van advies.16 Maar de ambiguïteit van Napoleons beleid blijkt niet alleen uit de nieuwe grondwet. Ook uit de benoemingspolitiek van de Eerste Consul sprak dubbelzinnigheid. Napoleon stelde vertrouwelingen van diverse ideologische strekkingen aan. Hij kende belangrijke functies toe aan zowel neo-monarchisten, jakobijnen als meer gematigde politici.17 Door dergelijke politici aan zich te binden, hoopte Napoleon de oppositie aan zowel de rechter- als de linkerzijde in te perken. Zelf, zo is bekend, trachtte Bonaparte intussen steeds meer macht naar zich toe te trekken. In 1802 werd hij door een nieuwe grondwet aangesteld tot consul voor het leven. Twee jaar later kroonde hij zichzelf tot keizer en liet hij alle ministers een eed van gehoorzaamheid zweren. Tegelijk waakte Bonaparte erover dat zijn bestuur nooit met het absolutisme van het Ancien Régime werd geassocieerd. Hij verkoos daarom de titel van keizer boven deze van koning. Bovendien kroonde hij zich in Parijs en niet in de traditionele kroningsstad Reims. Door aan zijn machtsvergroting een volksraadpleging te laten voorafgaan, kon hij zijn keizerskroning zelfs voor een democratische daad laten doorgaan.18 Het is algemeen bekend dat Napoleon een sterk gecentraliseerd staatsapparaat uitbouwde. Eén van de domeinen waarop dit in...

Share