In lieu of an abstract, here is a brief excerpt of the content:

Tot besluit In de geschiedenis van de Franse muziek werd 1 oktober 1733 een cruciale datum: op die dag vond de première plaats van Hippolyte et Aricie, Rameaus eerste tragédie lyrique. Hij was toen vijftig jaar. In 1722, toen hij zich na een zwervend bestaan als organist definitief in Parijs had gevestigd, was hij op slag beroemd geworden, dankzij de uitgave van zijn theoretisch geschrift Traité de l’harmonie réduite à ses principes naturels. Tussen 1722 en 1733 was er weinig gebeurd dat echt ophef maakte. Rameau leverde enkele (niet bewaarde) bescheiden bijdragen tot het repertoire van de Théâtre de la Foire, hij componeerde twee bundels klavecimbelmuziek (1724 en 1726/27), wel met een aantal persoonlijke bijdragen, maar toch nog in de traditie van de Franse school, en er verschenen enkele cantates. Wel overwoog hij toen al meer ernstige stappen te zetten op het vlak van het muziektheater, zoals blijkt uit een vaak geciteerde, maar blijkbaar nooit beantwoorde brief aan de librettist Houdar de la Motte uit 1727. Pas zes jaar later ging het doek open voor Rameaus eerste grote realisatie, zijn eerste tragédie lyrique. De première sloeg in als een bom: meteen werd Rameau als componist zowel geprezen als verguisd. Hij had het gewaagd de tragédie lyrique, die onafscheidelijk verbonden was met de naam en de faam van Jean-Baptiste Lully, diens librettist Philippe Quinault en de Zonnekoning Louis XIV, uit haar veeleer sluimerend bestaan weer tot leven te wekken. Tussen de dood van Lully in 1687 en Rameaus eersteling in 1733 was het genre nog wel met waardevolle composities verrijkt, maar intussen waren toch meer de lichtere genres, zoals de opéra-ballet, het repertoire van het muziektheater gaan bepalen. Plots verscheen Rameau nu op het toneel met een compositie die het meest eerbiedwaardige genre nieuw leven inblies en wel zo dat er onmiddellijk een heftige controverse ontstond met diegenen die Lully als het onaantastbare model bleven beschouwen en elke vernieuwing als een verraad afkeurden. Er ontspon zich een esthetische discussie van formaat, zoals vaker in Frankrijk over de relatie tussen tekst en muziek. Rameau werd verweten dat hij te weinig oog (en oor) had voor de tekst en dat zijn opera leed aan een “teveel aan muziek”. Algauw ook werd een verband gelegd tussen Rameau als componist en als theoreticus, die er op uit was de muziek al te veel te doordringen met geleerde trekjes, vooral in verband met harmonie en dissonantie. Dat er voor Rameau geen contradictie bestond tussen het rationele en het emotionele, begreep men niet. Zijn wetenschappelijk onderzoek 226 Tot besluit van de harmonie betekende voor hem immers de basis voor een verklaring en een verantwoording van de emotionele impact van zijn muziek. Hij schreef daarover: “L’harmonie peut émouvoir en nous différentes passions à proportion des accords qu’on y emploie. Il y a des accords tristes, languissants, tendres, agréables, gais, surprenants ” (Traité de l’harmonie, 1722). De harmonie was voor hem de “wetenschap van de emoties”. In de Observations sur notre instinct pour la musique et sur son principe, zijn polemisch geschrift als antwoord op de aanvallen van Rousseau, schreef hij in 1754: “C’est à l’harmonie seulement qu’il appartient de remuer les passions, la mélodie ne tire sa force que de cette source dont elle émane directement; l’harmonie est l’unique base de la musique et le principe de ses grands effets”. Rameau was zijn tijd vooruit en sommigen begrepen het: zij waren ervan overtuigd dat zijn tijd zou komen – en die kwam inderdaad. Na de première van Hippolyte et Aricie schreef Voltaire, toch een toonbeeld van intelligentie en van vernieuwende ideeën, volgende ironische commentaar: “La musique est d’un nommé Ramau [sic], homme qui a le malheur de savoir plus de musique que Lully. C’est un pédant en musique. Il est exact, et ennuyeux”. Kort nadien zou hij een fervente verdediger van Rameaus muziek worden, zoals blijkt uit hun latere samenwerking (al werd die aanvankelijk een fiasco, zoals bij de geplande opera Samson). Na de première van Les Indes galantes in 1735 noteerde hij: “A la longue il faudra bien que le goût de Rameau devienne le goût dominant de la nation, à mesure qu’elle sera plus savante. Les oreilles se forment petit à petit. Trois ou quatre générations changent les organes d’une nation. Lully nous a donné le sens de l’ouie que nous n’avions point. Mais les Rameaus...

Share