In lieu of an abstract, here is a brief excerpt of the content:

HOOFDSTUK 4 ‘Een opera zonder ballet is onmogelijk’ Nieuwe wegen voor het ballet in Antwerpen en Brussel TothetbeginvandejarentwintigleekdepositievandeBrusselseKoninklijkeMuntschouwburg in België onaantastbaar. De voornaamste ‘lyrische scène’ van het land – een gangbare term voor operahuis – had ook het beste balletgezelschap. Daarnaast waren Luik, Antwerpen, Gent, Namen, Bergen en Verviers niet onverdienstelijk. Maar vanaf 1923 kwam er een sterke uitdager bij in het Belgische dansveld. De directie van de Koninklijke Vlaamsche Opera in Antwerpen besloot immers een moderne balletgroep op te richten en zo niet alleen de concurrentie met het Antwerpse Théâtre Royal Français, maar ook met de Muntschouwburg aan te gaan. Het jonge gezelschap slaagde daarin met glans. De verouderde balletprogrammatie was één van de aspecten waarop het Théâtre Royal sindsdien werd beoordeeld, tot het huis in 1933 werd gesloten. En de Brusselse balletliefhebbers vroegen zich voortdurend af waarom Brussel, met zijn lange ballettraditie, niet kon wat Antwerpen wel deed. Het verschil lag hem in het enthousiasme waarmee het nieuwe Antwerpse gezelschap, ondanks de beperkte middelen, groots opgevatte balletten van of in de stijl van de Ballets Russes op de scène bracht. Met een eclectische waaier van creaties en minstens twee wereldpremières werden binnen een tijdsspanne van enkele jaren de standaarden voor het Belgische ballet verlegd. In dit hoofdstuk wordt verteld waarom en op welke manier dit Antwerpse initiatief werd uitgebouwd, en door welke groepen het werd ondersteund. Het Antwerpse project was slechts een onderdeel van een bredere tendens van institutionalisering van kunstdans in België tijdens de jaren twintig. Balletgezelschappen werden onmisbaar als prestigeproject voor de opera-instellingen die er door critici op werden afgerekend. Deze institutionalisering van de dans gebeurde gedifferentieerd, afhankelijk van de lokale context en traditie. Naast de promotie van het ballet in Antwerpen door individuen en verenigingen, werd in Brussel kortstondig een zelfstandig tijdschrift voor dans opgericht, dat de pluralistische, eclectische geest van de twenties belichaamde. Ondanks de popularisering van andere genres van theaterdans, behield het ballet daarin een plaats. Maar de uitdaging om het oude genre een vorm te geven die aanvaardbaar was voor een modern publiek was niet gering. Tegenbeelden 1921-1929 112 Een nieuw ballet voor Antwerpen Door de havenactiviteiten was Antwerpen in de loop van de negentiende eeuw uitgegroeid tot een bijzonder welvarende stad. Tegelijk had de Scheldestad zich ontwikkeld tot het intellectuele brandpunt van de muzikale Vlaamse beweging. Sinds de aanstelling van de componist Peter Benoit als directeur van de Antwerpse Ecole de Musique in 1868 was Antwerpen het toneel van twee symbolische dossiers in de emancipatie van het Nederlands als cultuurtaal in het Vlaamse muziekleven. Onder impuls van Benoit en Edward Keurvels werd in 1890 het Nederlands Lyrisch Tooneel opgericht, dat zeventien jaar later werd omgedoopt tot de Vlaamsche Opera (‘Koninklijk’ sinds 1920). In 1898 kreeg de intussen vervlaamste Muziekschool de status van Koninklijk Conservatorium.1 Zowel Nederlandsch Lyrisch Tooneel als Vlaamsche Opera bonden bij hun oprichting de strijd aan met het monopolie van de ‘Franschen Opera’ – het Théâtre Royal Français – dat sinds 1834 het Frans-Italiaanse operagenre in de stad had vertegenwoordigd in de huidige Bourlaschouwburg. Deze strijd bereikte een hoogtepunt tijdens het interbellum, tot de Franstalige opera-uitvoeringen in 1933 door burgemeester Camille Huysmans overbodig werden geacht. De concurrentiestrijd werd allereerst uitgevochten in de programmatie, die in de Vlaamsche Opera meer op het Duitse repertoire en op werk van eigen bodem gericht was. Wagners Musikdramen bekleedden er een ereplaats. Het Théâtre Royal bleef zich grotendeels houden aan het Frans-Italiaanse repertoire van de grand opéra en haar opvolgers.2 Aan het begin van de jaren twintig had de Vlaamsche Opera zich een trouw publiek verworven, dat wilde betalen voor kwaliteit. Niet de principiële ‘Vlaamse zaak’, maar kwaliteitscriteria en publieksbinding kwamen nu centraal te staan.3 Ondanks ambivalente gevoelens binnen de Vlaamse beweging ten opzichte van de Franse hoofdstad, heroriënteerde de Vlaamsche Opera zijn repertorium naar de ‘nieuwe’ mode in Parijs sinds Sergej Diaghilevs komst, namelijk de muziek van de Russische nationale school. Een eerste ‘Groote Russische gala-avond’ vond plaats in maart 1922, met naast Russische muziek ook dans door Clothilde en Alexander Sakharoff.4 Het opbod tussen de beide Antwerpse operahuizen én de Brusselse Muntschouwburg was begonnen. Op initiatief van de Maatschappij der Nieuwe Concerten en Société de l’Harmonie kwamen de Ballets Russes van Diaghilev datzelfde jaar naar het 1  Vgl. Vos, Een licht achter den heuvel, 21-57. De analyse van de receptie van Sonia Korty’s ballet gebeurde op basis van de documenten...

Share