In lieu of an abstract, here is a brief excerpt of the content:

1. “hoe zouden we graag wonen?”1 [18.223.21.5] Project MUSE (2024-04-25 05:47 GMT) “Hoe zouden we graag wonen?” 18 “Wonen betekent: werken, studeren, lezen, zich ontspannen, eten, slapen, vrienden ontvangen, converseren, enz. Aan al deze vele vormen van levensuitingen en levensbehoeften moet een goede woning beantwoorden. Het is dan ook wel niet zó eenvoudig en gemakkelijk onze woning goed, doelmatig, schoon en gezellig in te richten. Anderzijds echter is het nu wel ook niet zó moeilijk. Doch wij moeten er iets voor over hebben. Wij kunnen het leren. En vooral, niet alleen de huismoeder , die er vanzelfsprekend de voornaamste rol in toegewezen krijgt, doch al de bewoners moeten er zich voor inspannen en er het hunne toe bijdragen. Vooral zal de woning getuigen van de persoonlijkheid van vader en moeder, maar ook van de persoonlijkheid in wording van de groter wordende kinderen”.2 (d’Hellem-De Vloed, 1967) 1.1 Woonadvies gevraagd Voor het West-Vlaamse Provinciaal Comité ter Bevordering van de Wooncultuur was het anno 1967 duidelijk: een huis inrichten en bewonen was niet zo gemakkelijk. Maar er was hoop. Het kon geleerd worden. Al in 1931 zette dat comité, toen nog de Commissie voor den Opschik der Werkmanswoningen, zich met hart en ziel in voor een betere wooncultuur. Mevrouw Maria Odile-Van den Berghe, de verslaggeefster van de opstartvergadering , noteerde: “Het spreekt vanzelf dat naarmate de woningstandaard stijgt, en de ontwikkeling en verfijning van ons volk toeneemt, ook de behoefte aan een betere en meer hygiënische levenswijze zich zal veropenbaren. Daarom kan deze nieuwe provinciale commissie eene groote opvoedende rol vervullen”.3 Terwijl de commissie aanvankelijk ontstaan was om de orde en netheid in de werkmanswoning te verhogen, lag de klemtoon dertig jaar later op wat zij noemde “de kunst van het wonen”.4 In de naoorlogse periode, met de uitbouw en de bloei van de welvaartsstaat, was de nood aan informatie over bouwen, wonen en wooninrichting groot. Want voor het eerst waren vele arbeidersgezinnen in staat om zelf een huis te bouwen. Terwijl de modale vrouw voorheen voor de uitdaging stonden om met “té weinig” het huis zo behoorlijk mogelijk te maken, moest de jongere generatie in de jaren 1960 leren kiezen uit “het vele dat aangeboden werd, tussen het nuttige, en het nutteloze of het schadelijke”.5 Deze opgave was aanzienlijk, getuige het grote succes van de woonvoorlichtingsinitiatieven. De eerste tentoonstelling “Huis onzer Dromen” van de Boerinnenbond uit 1953 was zo succesvol dat er meerdere tentoonstellingen volgden en een druk geconsulteerde Dienst Wonen in 1962 werd opgericht. Diverse woonpublicaties zagen het licht, zoals Denken over wonen (1968) uitgegeven door het Willemsfonds en Beter Wonen (1967) van het hierboven vermeldde West-Vlaamse comité. Ook de vrouwenbladen, zoals het Vlaamse Libelle, merkten deze honger naar woonadvies. In 1968 lanceerde het blad een 19 rubriek SOS-Decor die razend populair werd.6 Een interieurarchitecte loste er telkens een woonprobleem op die ze voorgeschoteld kreeg door het lezerspubliek. Vanwaar kwam deze grote nood aan informatie? Reeds in het interbellum was de zoektocht naar een gepaste wooncultuur ingezet maar vanaf de ‘gouden jaren zestig’ raakte dit proces in een stroomversnelling.7 De snel moderniserende maatschappij deed mensen hun houvast verliezen. De jaren 1950 staan nog te boek als een periode waarin de sociale standen duidelijk herkenbaar waren, waarin het mannelijke kostwinnerschap ongenaakbaar model stond en waarin stad en platteland nog elkaars tegenpolen vormden .8 Vanaf de Golden Sixties veranderde dat. De geordende en sterk gelede maatschappij werd aangetast. Een massale ontkerkelijking en secularisatie traden op door het toegenomen individualisme en de doorbraak van de consumptiecultuur. Door de oprichting van de sociale zekerheid, de vrije markteconomie en een corrigerende overheid, was de welvaart drastisch gestegen. Sinds het neerhalen van de handelsgrenzen door de oprichting van de Europese Economische Gemeenschap EEG in 1957, overspoelden buitenlandse meubelen en huishoudtoestellen, zoals Italiaanse koelkasten, Duitse wasmachines en Nederlandse radio’s, de Belgische markt. Meubels en behangpapier waren verkrijgbaar in allerlei hippe, organische vormen, felle kleuren en nieuwe materialen zoals plastiek, fiberglas en vinyl. Wereldexpo ’58 te Brussel bracht de Belgen op grote schaal in contact met moderne vormgeving en architectuur.9 De suburbanisatie, die werd gevoed door de democratisering van de auto en het algemeen gestegen welvaartspeil , deed de grenzen tussen platteland en stad vervagen. Bouwgronden werden volop aangesneden en woningen in een nooit gezien tempo gebouwd.10 Bouwfirma’s rezen als paddenstoelen uit de grond en bezetten een steeds groter deel van de woningmarkt.11 De woning was...

Share