In lieu of an abstract, here is a brief excerpt of the content:

excursIe 2: de fermette, ’t Is alzo geen modehuIs [18.222.67.251] Project MUSE (2024-04-25 15:07 GMT) Excursie 2: de fermette, ’t is alzo geen modehuis 230 Terwijl in de eerste excursie werd ingezoomd op een woning die veeleer atypisch was en is voor de Belgische woningbouwproductie, maar wel als model naar voren werd geschoven door een middenveldorganisatie, wordt in de tweede excursie een populair woonbeeld belicht dat vanaf het einde van de jaren 1960 haar opmars maakte in de Vlaamse verkavelingen en langs de Vlaamse steenwegen: de fermette. Voor de bouwpromotoren was ze een veel gevraagd woningtype, maar in de architectuurkritiek en bij bepaalde intellectuelen werd de fermette verguisd.1 De fermette dook echter zo frequent op en oefent nog altijd een grote aantrekkingskracht uit – al krijgt ze concurrentie van woningen in “pastoriestijl”, die op dezelfde leest geschoeid zijn, maar een andere vormentaal hanteren – dat een studie zich opdringt.2 Hoe werd de fermette onthaald en bekeken door architecten en intellectuelen en diverse middenveldorganisaties? Wat betekende ze voor haar bewoners? 2.1 De fermette, een meervoudige term De fermette werd populair vanaf het einde van de jaren 1960. Door het ontbreken van een wetenschappelijke definitie van deze term, is het fenomeen moeilijk kwantificeerbaar . Evenmin verzamelden de statistieken van het NIS in de jaren 1960-90 gegevens over de stijlkenmerken van woningen. Wel nam het bouwbedrijf P&L een enquête af in de jaren 1990, toen de fermette al op zijn retour was. 35 % van de ondervraagde kandidaat bouwers prefereerde een woning in fermette-stijl, 35 % in moderne stijl en 27 %, vooral de ouderen, in een “klassieke” stijl. De fermettestijl was minder populair bij de hogere budgetten.3 Het woord “fermette” heeft een Franse oorsprong. De term werd al in 1690 gebruikt voor een boerderijtje met een vliering of een dakkapel. Rond 1941 stond fermette voor een buitenverblijf in een boerderijtje.4 In zijn catalogus Avoir sa Maison et son Jardin benoemde architect Robert Schuiten, vader van striptekenaar Luc Schuiten, ermee permanente woningen die koeienstallen bevatten in het volume van het huis (zie figuur 1).5 Zij waren alle geïnspireerd op de landelijke artisanale traditie die Schuiten voorstond. Omstreeks 1973 dook het woord voor het eerst op in Vlaanderen.6 Bij ons refereerde een fermette aanvankelijk naar de opgeknapte hoeves, die vanaf de jaren 1960 in trek kwamen. 231 Figuur 2.1: Twee voorbeelden van fermettes in de catalogus Avoir sa maison et son jardin uit 1941. Bemerk het sterk hellende zadeldak, de dakkapellen en de landelijke vormentaal. Het woonvolume van het huis bevat de stallen. Enkel de huizen met koeienstallen krijgen de naam fermette. (SCHUITEN, Avoir sa maison et son jardin, Bruxelles: Vanderlinden (1941), 112- 113) Figuur 2.2: Foto van een opgeknapt hoevetje (© Els De Vos, Oudenaarde) Excursie 2: de fermette, ’t is alzo geen modehuis 232 Onder meer door de oprichting van de Europese Economische Gemeenschap (1957), en de daarmee gepaard gaande schaalvergroting van de landbouw, werden kleine boerderijen verlaten, verkocht en door nieuwe eigenaars opgeknapt voor permanente bewoning . Ook door de democratisering van het autobezit kwamen deze hoeves in zwang voor de gewone huisvesting. Al vlug kon het aanbod de vraag niet volgen. En dus werd ook veel nieuwbouw opgetrokken in een stijl die associaties opriep met een boerderij. Zo kreeg de term een tweede betekenis: het ging voortaan om een nieuwbouwwoning in fermettestijl. Het uitzicht van de fermette was heel rekbaar, zoals ir.-architect Paul Van Aerschot in het Belgische architectuurblad A+ in 1973 schreef: “Voor sommigen is het voldoende een scherp zadeldak boven het hoofd te hebben om zich in een fermette te voelen om de spontaneïteit, de ongecompliceerdheid, de verbondenheid met de natuur, de eenvoud te ervaren zoals ze in Bokrijk wordt getoond. Voor anderen moeten alle details kloppen met de historische realiteit tot en met de doorgezakte deur, de onooglijke piepvenstertjes, de ketel in de zwartgerookte haard”.7 Figuur 2.3: De fermette als commercieel woningtype (catalogus Votre maison : numéro spécial, Brussel : Albert Missoul Ha, 1954, 55) 233 De stereotiepe fermette zag er als volgt uit: een bakstenen pseudohoevetje – al dan niet witgeschilderd – met een zadeldak met rode pannen, dakkapellen en een karrenwiel tegen de gevel. De met houten latjes onderverdeelde ramen bevatten ook nog eens houten luikjes die vaak geschilderd waren met groenwitte strepen.8 Optioneel waren de tuinkabouters, de brievenbus in vorm van een melkbus of een kruiwagen met bloemen in de voortuin. Binnenin mochten de open haard en de eiken balken – zonder dragende...

Share