In lieu of an abstract, here is a brief excerpt of the content:

de pensioenbescherming in belgië: overzicht en uitdagingen 99 De pensioenbescherming in België: overzicht en uitdagingen Jos Berghman, Hans Peeters & Anke Mutsaerts* inleiding Steeds meer individuen bereiken de pensioenleeftijd en dit voor een steeds langere periode. Waar een man in 1950 op 65-jarige leeftijd gemiddeld nog 13 jaar te leven had, is dit in 2009 opgelopen tot 17 jaar. Bij vrouwen stijgt de levensverwachting na de pensioenleeftijd in die periode van 14 tot 20 jaar (Lambrecht & Paul, 2004; FOD Economie, 2011). Onder meer als gevolg daarvan staat de pensioenproblematiek al enige tijd bovenaan de wetenschappelijke en politieke agenda. De focus ligt daarbij vooral op de betaalbaarheid van de pensioenen. Zo publiceert de Studiecommissie voor de Vergrijzing jaarlijks aangepaste statistieken die de aanzienlijke meerkost van de pensioenbescherming in de toekomst duidelijk in kaart brengen. Ook recente maatregelen ter hervorming van de pensioenen staan grotendeels in het teken van de betaalbaarheid van de pensioenen. Deze aandacht is terecht maar moet worden aangevuld met een analyse van de doelmatigheid en de verdeling van de bestaande pensioenbescherming over diverse * De auteurs bedanken Hans Knapen voor zijn bijdrage tot het omzetten van bruto- in nettopensioenbedragen , alsook Elke Brungs, Annelies Debels, Rika Verpoorten en Hendrik Larmuseau voor hun bijdrage bij de totstandkoming van deze tekst. 100 jos berghman, hans peeters & anke mutsaerts categorieën in de bevolking. Bij deze analyse dient de dubbele doelstelling van de pensioenbescherming centraal te staan: zorgen voor een minimaal inkomen voor de ouderen (minimumbescherming) en zorgen dat ouderen hun levensstandaard min of meer kunnen behouden (levensstandaardbeveiliging ). De vraag is dan niet alleen of de pensioenen betaalbaar zijn, maar ook of zij deze dubbele doelstelling weten te halen. In deze bijdrage wordt de pensioenbescherming van Belgische gepensioneerden op twee manieren inzichtelijk gemaakt. In een eerste paragraaf geven we een overzicht van de wettelijke bepalingen die de pensioenen in België bepalen. Dit overzicht toont aan dat de pensioenopbouw samenhangt met het verloop van de loopbaan en de burgerlijke status. Ook de huishoudsamenstelling na pensionering heeft belangrijke gevolgen voor de pensioenopbouw. Daarom wordt dit overzicht van de wettelijke bepalingen in een tweede paragraaf aangevuld met empirische bevindingen over de pensioenbescherming van de huidige gepensioneerden. Beide paragrafen laten toe in een derde paragraaf te focussen op een aantal uitdagingen voor het pensioenbeleid. wetteliJke BepAlingen Om het geheel van wettelijke bepalingen over pensioenen in België te structuren kunnen we gebruik maken van het concept van de ‘drie pijlers’. Dit concept werd begin jaren tachtig ontwikkeld om het samengaan van private en publieke elementen binnen de sociale zekerheid te begrijpen (Gieselink, e.a., 2003). De eerste pijler wordt gevormd door de wettelijke pensioenstelsels waarbij alle werknemers, zelfstandigen en ambtenaren verplicht zijn aangesloten . Deze omvat de verplichte pensioenregelingen die door de overheid worden georganiseerd. De pensioenen van de tweede pijler zijn arbeidsgebonden voorzieningen en worden georganiseerd op het niveau van de onderneming, de bedrijfstak of de beroepsgroep. De overheid komt hier slechts op onrechtstreekse wijze tussenbeide, bijvoorbeeld door het scheppen van een wettelijk kader voor deze pensioenregelingen (zie o.a. de Wet van 13 maart 2003 op de Aanvullende Pensioenen) of door het verschaffen van belastingsvoordelen. De derde pijler, ten slotte, onderscheidt zich van de tweede pijler doordat ieder individu, ongeacht zijn professioneel statuut , hieraan vrij kan deelnemen. Deze omvat de pensioenvoorzieningen die weliswaar door de overheid worden gereglementeerd, maar waarvoor het initiatief volledig bij het individu ligt. Soms wordt ook nog een ‘nulde’ [3.133.121.160] Project MUSE (2024-04-24 10:01 GMT) de pensioenbescherming in belgië: overzicht en uitdagingen 101 pijler onderscheiden. Hiermee wordt de sociale bijstandsregeling aangeduid die aan ouderen een minimuminkomen garandeert. Deze regeling staat los van de uitoefening van professionele arbeid en is afhankelijk van een onderzoek naar de bestaansmiddelen. In wat volgt wordt een overzicht gegeven van de wettelijke bepalingen die gelden binnen de verschillende pensioenpijlers. De eerste pensioenpijler Er bestaan twee soorten pensioenvoorzieningen binnen de eerste pijler: het rustpensioen en het overlevingspensioen. Binnen elk van deze soorten kan nog een onderscheid worden gemaakt tussen drie stelsels: het stelsel voor werknemers (waartoe ook de contractuele ambtenaren behoren), voor zelfstandigen en voor (statutaire) ambtenaren. Pensioenen van verschillende soorten en verschillende stelsels kunnen onder bepaalde voorwaarden worden gecumuleerd. Het rustpensioen Het rustpensioen wordt uitgekeerd aan ouderen waarvan wordt verondersteld dat ze voldoende jaren hebben gewerkt. Om van een rustpensioen te kunnen genieten, moeten mannen en vrouwen tegenwoordig 65 jaar zijn. Daarnaast bestaat er een mogelijkheid om vervroegd op pensioen te gaan vanaf de leeftijd van 60 jaar. Een werknemer of zelfstandige moet daarvoor minstens 35...

Share