In lieu of an abstract, here is a brief excerpt of the content:

Besluit bij deel III 293  Besluit bij deel III Dit boekdeel plaatste de evolutie van de haven van Antwerpen sinds 1900 in een internationaal kader. Het situeerde de goederenstromen in een internationale havencontext. Aan de hand van een strategische positioneringsanalyse vergeleken we omvang en samenstelling van de overslag te Antwerpen met de evolutie van concurrerende havens zoals Rotterdam, Hamburg, Gent… Dit vergelijkend onderzoek laat ons toe een aantal bestaande theorieën bij te stellen. We nuanceerden voornamelijk het belang van de ijzer- en staaloverslag en het diverse karkater van de overslag te Antwerpen. Verder wezen we op het padafhankelijke karakter van de havenontwikkeling. Doorheen de twintigste eeuw wist de haven van Antwerpen zich zodanig te positioneren dat ze promoveerde van de derde naar de tweede Noordwest -Europese haven. Vóór de Eerste Wereldoorlog verloor Antwerpen aan marktaandeel omwille van een specialisatie in goederen met weinig potentieel , een moeilijke infrastructurele situatie en een starre havenorganisatie. Deze zwakke concurrentiepositie werd slechts gedeeltelijk goed gemaakt door de overslag van ijzer- en staalproducten. Hamburg kende daarentegen een overwicht bij de behandeling van voedingswaren, meststoffen en chemische producten, terwijl Rotterdam zich hoofdzakelijk op de doorvoer van steenkool en ertsen op zeer grote schaal concentreerde. Antwerpens positie veranderde tijdens het Interbellum dankzij een vrij gediversifieerd goederenpakket en een gunstige tonnage balans. In vergelijking met Hamburg, dat ook een vrij gediversifieerd goederenpakket bezat, presteerde Antwerpen echter beter. Antwerpens succes rustte niet langer op de staaltrafieken, maar op landbouwproducten, voedingswaren en ertsen. Hier kon de Scheldestad terugvallen op een relatief beschermde binnenlandse markt. De specialisaties van Hamburg (voedingswaren, meststoffen en chemische producten) en Rotterdam (steenkool en ertsen) bleven grotendeels behouden tijdens het Interbellum en illustreren dat het element van het captive hinterland in de literatuur wordt onderschat. Na de Tweede Wereldoorlog presteerde Antwerpen opnieuw minder goed op het vlak van de overslag. Antwerpen kende de laagste jaarlijkse groei in 294 de Noordwest-Europese havenrange. De achteruitgang van de overslag van landbouwproducten en afgewerkte producten werd niet goedgemaakt door de forse toename van de petroleumoverslag. Antwerpen bleef zich specialiseren in teruglopende trafieken (zoals staal). Wat petroleum betreft, kende Antwerpen de sterkste jaarlijkse groei in de range. De petroleumtrafiek te Rotterdam begon ondertussen gigantische proporties aan te nemen. Rotterdam handhaafde tevens haar functie als belangrijke ertsoverslagplaats. In tegenstelling tot Antwerpen en Rotterdam, gaf Hamburg haar vooroorlogse specialisaties prijs. De Elbehaven bleef alleen uitgesproken dominant in de overslag van voedingswaren. In vergelijking met Hamburg en Rotterdam resulteerde de havenuitbreiding te Antwerpen in deze periode niet in de verhoopte trafiekgroei. De impact van het Tienjarenplan en de euforie van de silver fifties en de golden sixties wordt in de literatuur ietwat overdreven. Het succes van het Tienjarenplan zat in het feit dat het plan aan de basis van de herleving van de overslag in de jaren zeventig en tachtig lag. In de jaren zeventig veroorzaakte de oliecrises (en de introductie van pijpleidingen) een veel diepgaandere breuk dan de snelle opkomst van de petroleumoverslag in de jaren vijftig. Mede dankzij de verspreiding van de container verdween het voor Antwerpen traditioneel zo belangrijke captive hinterland. Nochtans betekende het laatste kwart van de twintigste eeuw een succesvolle periode voor Antwerpen dankzij de afbouw van ‘oude’ trafieken en de opkomst van chemische en afgewerkte goederen. De ertsaanvoer slonk, terwijl deze te Rotterdam belangrijk bleef en te Hamburg zelfs verrassend fors toenam. Ook de metaalaan- en afvoer liep terug (ten gunste van Rotterdam ). Tegelijkertijd kon Antwerpen terugvallen op een werkelijk enorm petrochemisch areaal. Deze raffinaderijen en chemische fabrieken hadden dankzij het Tienjarenplan de weg naar de boorden van de Schelde gevonden en genereerden thans (nieuwe) trafieken. Dit vergelijkend onderzoek op basis van goederenstromen wordt gecomplementeerd door een studie van een vrij precaire raming van de toegevoegde -waardecreatie in de havens van Antwerpen en Rotterdam. Op het vlak van toegevoegde waarde deed Antwerpen het beter tot in de tweede helft van de jaren zeventig. De teloorgang die toen inzette, had diepere wortels dan de impact van een oliepijplijn en de oliecrises op het eerste zicht doen vermoeden. Rotterdam verwierf namelijk het leiderschap op het vlak van toegevoegde-waardecreatie door in de containermarkt te expanderen, terwijl Antwerpen zich concentreerde op vloeibare bulkproducten zoals chemicali ën en afgeleide petroleumproducten. Deze goederen vormden de basis voor Antwerpens comeback in de jaren tachtig en negentig, maar zij creëerden niet erg veel toegevoegde waarde. De stagnatie van de Rotterdamse overslag in deze periode leidde daarentegen tot meer toegevoegde-waardecreatie omdat het dominante kenmerk van de overslag veranderde van (vloeibare) bulk tot containers...

Share