In lieu of an abstract, here is a brief excerpt of the content:

Beeld en cultus Over het beeldverbod in de joods-christelijke traditie Paul Moyaert Inleiding Godsdiensten hebben een moeilijke verhouding met godsdienstige beelden en beeldenverering. Sommige godsdiensten zijn extreem beeldvijandig : geen enkele religieuze handeling of geen enkel gebed mag gebeuren via een zinnelijk beeld, noch via een afbeelding van de aanbeden godheid noch via afbeeldingen van zaken die iets anders dan de godheid representeren . Andere godsdiensten dan weer verheffen beeldenverering tot de hoogste vorm van religieuze devotie. Voor deze godsdiensten is niet het gebruik van godsdienstige beelden heiligschennis, maar de verwerping ervan. In alle godsdiensten vind je voor- en tegenstanders van beeldenverering . Dat is in de joods-christelijke traditie niet anders. Een complexe relatie tot godsdienstige beelden vind je eveneens bij buitenstaanders, dat wil zeggen bij niet-gelovigen die toch geïnteresseerd zijn in godsdienst. Enerzijds kan een volstrekt beeldloze godsdienst zoals het jodendom en de islam vooral in brede kringen van intellectuelen op veel bijval rekenen. Een beeldloze gebedsruimte lijkt in hun ogen meer gepast dan een met beelden bevolkte gebedsruimte. Gepast in welke zin? Het beeldloze is meer in overeenstemming met het wezen van de godheid. Want God kan niet worden 30 paul moyaert afgebeeld. Er is niets in of aan God dat zichtbaar voorgesteld kan worden. Daarom past een beeldloze godsdienst beter bij een goddelijke werkelijkheid die boven alle zinnelijkheid is verheven. Deze waardering verhindert dezelfde intellectuelen niet om evenzeer geboeid te zijn door bijvoorbeeld de Byzantijnse ritus, waarin precies beeldenverering, of juister icoonverering , de hoogste vorm van devotie is. Beeldenverering is zo oud als de mens en is ook altijd en overal het voorwerp van spot geweest. Bijtende spot vindt men dus niet alleen in het Oude Testament. Bekend is de kritiek van Heraclitus, die omstreeks 500 v. Chr. stelde: “Ook bidden zij tot godenbeelden zoals ze overal om ons heen staan, wat net zoiets is alsof je tegen tempels zou staan aan te praten zonder van goden of heroën ook maar te weten wat dat zijn”.1 In De stad van God verwijst Augustinus naar Seneca, die de stadstheologie als volgt bespottelijk maakt. “Maar u moet eens naar het Capitool gaan: dan zult u zich schamen over de daar in het openbaar gedemonstreerde waanzin, over de plichtplegingen die een loze verdwazing zichzelf daar oplegt. De een noemt Jupiter namen, een ander komt hem de uren melden ; een derde treedt op als masseur, een vierde als parfumeur; met loze armgebaren imiteert hij iemand die parfum opbrengt. Er zijn vrouwen die het kapsel van Juno en van Minerva opmaken (…). Mannen komen de goden verzoeken om als borg voor hen op te treden; er zijn er die een verzoekschrift aanbieden en de goden op de hoogte van hun rechtszaak brengen. Een eersterangsacteur kwam, toen hij oud en aftands was geworden, iedere dag op het Capitool een mime ten beste geven, alsof de goden nog met genoegen keken naar wat de mensen niet meer waardeerden (…) Wie zou kunnen geloven, aldus Augustinus, dat zoiets anders dan door spotters of verdwaasden werd gedaan?”2 Beeldenverering is altijd en overal het voorwerp van spot geweest. Nu is er één kritiek die in verschillende versies steeds opnieuw terugkeert. Zo wordt beeldenverering vaak voorgesteld als een uiting van intellectuele verdwazing, als een vorm van domheid, of onwetendheid. De kritiek komt hierop neer. Men verwart het beeld met de werkelijkheid die erdoor gerepresenteerd of erin afgebeeld wordt. Men kan het beeld en de persoon waarvoor het staat niet meer van elkaar onderscheiden, want men gedraagt zich tegenover het beeld alsof het de persoon zelf is. Waaruit blijkt deze zinsverbijstering? Men spreekt tegen het beeld, men brengt offerandes aan het beeld, men raakt het aan, men zoent het. Is deze verwarring, zo vragen critici zich af, niet vooral kenmerkend voor de gebedspraktijken van primi- [18.116.63.174] Project MUSE (2024-04-23 19:59 GMT) beeld en cultus 31 tieve culturen? En vindt men een vergelijkbare verwarring niet eveneens terug , nog steeds volgens dezelfde kritiek, bij bepaalde geestesgestoorden en bij kleine kinderen? Want kijk maar naar het gedrag van kinderen, die een ersatzobject niet kunnen onderscheiden van bijvoorbeeld hun moeder en die tijdens hun spel niet meer weten dat ze niet samenvallen met de soldaat die ze uitbeelden of dat de kartonnen doos geen echt huis is. Kinderen zijn nog onderontwikkeld, maar terwijl hun intellectuele groeimarge voldoende ruim is om gaandeweg de juiste onderscheidingen te leren maken, is een primitieve cultuur blijven stagneren. Daar is men nooit opgeklommen tot het inzicht dat beeld en werkelijkheid...

Share