In lieu of an abstract, here is a brief excerpt of the content:

289 DEEL V cONcLUSIES EN AANbEVELINGEN 1. Inleiding In dit deel van het boek koppelen we de belangrijkste onderzoeksbevindingen (deel IV, subdeel I en II) op thematische wijze terug naar de juridische analyse (deel II) en het literatuuronderzoek (deel III). Verder formuleren we een antwoord op de vijf centrale onderzoeksvragen. We sluiten dit deel ten slotte af met een aantal beleidsgerichte aanbevelingen. Vooraleer hiermee aan te vatten, benadrukken we nogmaals het kwalitatief karakter van voorliggend onderzoek, waardoor het – in tegenstelling tot bij onderzoek met een kwantitatief onderzoeksdesign – niet mogelijk is om algemeen geldende uitspraken te doen. Om die reden hebben we ook steeds vermeden de resultaten van het empirisch onderzoek te verwerken in de vorm van cijfers, tabellen en percentages. Toch hebben we een poging gedaan om de veelheid aan informatie te ordenen en te structureren door middel van schema’s (figuren 1 tot 8, supra 213-216 en supra 285-288), waarbij we – als samenvatting van de vergaarde informatie – een gewicht hebben toegekend aan de verschillende factoren. Ook met het kwalitatieve karakter van de verworven informatie, is het immers steeds mogelijk bepaalde relevante schakeringen eruit af te leiden. 2. Thematische terugkoppeling van het empirisch onderzoek naar de juridische analyse 2.1 Algemeen: het kwalificatievraagstuk De juridische analyse maakte duidelijk dat het parket via de keuze voor een bepaalde kwalificatie (POS of MOF) een doorslaggevende invloed heeft op de interventiemogelijkheden van de jeugdrechter. De verschillende mogelijke maatregelen waaruit de jeugdrechter kan putten, verschillen immers naargelang het om een POS of MOF-dossier gaat. Omgekeerd, indien de jeugdrechter voor eenzelfde minderjarige zowel over een POS als over een MOF-vordering beschikt, kan hij beslissen welke vordering hij zal aanwenden om verdere stappen in het dossier te ondernemen. HET BELEID VAN DE JEUGDMAGISTRAAT 290 Doorheen de interviews bleek dat zowel de parketmagistraten als de jeugdrechters soms creatief omspringen met de kwalificaties – een oorspronkelijk POS-dossier verder behandelen als MOF-dossier of omgekeerd – om een bepaalde interventie tot stand te brengen. Zo zouden vier van de tien bevraagde parketmagistraten een minder ernstig misdrijf van een minderjarige in een POS soms aanwenden om de jeugdrechter te vorderen, om zo het systeem van de vrijwillige hulpverlening inzake POS te omzeilen en de jeugdrechter de mogelijkheid te geven om via de MOF-vordering in te grijpen in het POSdossier . Hetzelfde zouden de parketmagistraten soms doen in geval van een minderjarige waarvoor reeds een POS-dossier bij de jeugdrechter aanhangig is, met als doel de jeugdrechter meer en andere interventiemogelijkheden te geven. In dat geval zou er kort overleg plaatsvinden met de jeugdrechters, die de MOF-vordering kunnen aanwenden om de interventie die ze voor ogen hadden (bijvoorbeeld een plaatsing in een gesloten gemeenschapsinstelling) te effectueren. 2.2 Het parketniveau 2.2.1 Doorwerking van het opportuniteitsbeginsel in de reguliere POS-zaken In de juridische analyse bespraken we de theoretische geldingskracht van het opportuniteitsbeginsel in POS-zaken (artikel 28quater Sv.). Duidelijk werd dat, ingevolge het opportuniteitsprincipe, het parket doorheen de procedure steeds de mogelijkheid heeft om een POS-dossier te seponeren. De interviews lieten echter zien dat, voor wat de reguliere POS-dossiers betreft (de POS-dossiers die vanuit de bemiddelingscommissie worden doorverwezen naar het parket), geen gebruik wordt gemaakt van deze theoretische mogelijkheid tot sepot. POS-dossiers die vanuit de bemiddelingscommissie bij het parket terechtkomen, zouden automatisch worden doorgestuurd naar de jeugdrechter. Bijgevolg is het verantwoord te stellen dat er geen specifiek parketbeleid is inzake de reguliere POS-dossiers. 2.2.2 Doorverwijzen van een POS-dossier naar het CBJ of de bemiddelingscommissie De juridische analyse toonde aan dat, wanneer het parket kennis krijgt van een problematische opvoedingssituatie, het de zaak in beginsel dient door te verwijzen naar het comité voor bijzondere jeugdzorg, dat vervolgens tracht hulpverlening aan te bieden op vrijwillige basis. Daarnaast kan het parket, ingevolge artikel 31, § 1, 4° Decreet Bijzondere Jeugdbijstand, een problematische opvoedingssituatie ook rechtstreeks overmaken aan de bemiddelings- [3.138.125.2] Project MUSE (2024-04-24 14:52 GMT) CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 291 commissie. Hierbij is algemeen aanvaard dat de doorverwijzing naar het CBJ de algemene regel is en de doorverwijzing naar de bemiddelingscommissie eerder een uitzonderingsregel is. De informatie vanuit de interviews leerde ons dat de interventies van doorverwijzing naar het CBJ of de bemiddelingscommissie sterk differentieel benut worden door de diverse bij het onderzoek betrokken parketten. Zo zagen we dat drie parketten (de parketten van de arrondissementen C, D en E) in de regel alle POS-dossiers waarvan ze kennis krijgen, doorverwijzen naar het comité, uitgezonderd de...

Share