In lieu of an abstract, here is a brief excerpt of the content:

Tom Verschaffel Congo in de Belgische zelfrepresentatie Koloniale en nationale helden: het monument voor Lippens en De Bruyne op de zeedijk te Blankenberge (Beeldbank West-Vlaanderen) 64 Nationale identiteit is een zaak van zelfbeelden en representaties. Zeker na 1830 heeft België sterk de noodzaak gevoeld zijn eigen bestaansrecht te ondersteunen met een discours waarin het zijn eigenheid poneerde en beargumenteerde . Hoewel de overheid deze onderneming uiteraard ondersteunde, was zij niet zonder meer ‘officieel’. Zij werd grotendeels gedragen door historici , literatoren en kunstenaars, die geïnspireerd werden door het nationale enthousiasme. Veel inspanningen waren gericht op de historische legitimatie van het ‘nieuwe maar toch oude’ vaderland. Daaraan werd gewerkt op twee fronten, dat van de geschiedschrijving en dat van de brede historische cultuur. Enerzijds ging het er immers om een historisch zelfbeeld te ontwikkelen dat consistent, goed gedocumenteerd en overtuigend moest zijn; anderzijds was het uitdrukkelijk de bedoeling het brede publiek te bereiken en te overtuigen. Dat laatste kon gebeuren door het nationale zelfbeeld vast te leggen en uit te dragen via zoveel mogelijk uitingen van de hedendaagse cultuur, ook toegankelijke genres en media, zoals het theater, de gelegenheidsliteratuur, de monumentale schilderkunst en de historische feesten en optochten. Ook toen het land zijn bestaansrecht min of meer verworven had, werd de traditie van zelfrepresentatie verder onderhouden. Voor de hand liggende en belangrijke momenten daarbij waren de verjaardagen van het land, die aanleiding gaven tot grootse nationale manifestaties. Die gingen gepaard met een vloed aan gelegenheidspublicaties, met uitingen van patriottisme en (geflatteerde) portretten van het vaderland en zijn (vroegere en actuele) bewoners. Ook de wereldtentoonstellingen, die in de tweede helft van de negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw erg talrijk waren, boden een forum waarop naties zich aan elkaar konden ‘voorstellen’ en dus een beeld van zichzelf ophingen (en daar vaak uitgebreid toelichting bij gaven). Dit gebeurde in een sfeer van vredevolle en broederlijke wedijver, wat meteen impliceert dat ook deze portretten bedoeld waren om te flatteren en dat landen de wereldtentoonstellingen vooral aangrepen als een aanleiding om ‘uit te pakken’ met wat ze hadden en konden. Zoals gezegd was het discours waarin nationale zelfbeelden werden vervat, in sterke mate historisch. Zeker in de eerste decennia na de onafhankelijkheid was dat het geval. Dat een natie ‘bestond’ en een eigen identiteit had, en dus meteen ook bestaansrecht als onafhankelijke staat, dat kon het best worden aangetoond aan de hand van haar geschiedenis. Als een natie zichtbaar is, als zij in het verleden kan worden ‘aangewezen’, dan betekent dat ook meteen dat ze ‘bestaat’. En bovendien biedt het verleden ook het materiaal waarmee [18.189.180.76] Project MUSE (2024-04-25 15:04 GMT) 65 het beeld kan worden gestoffeerd, de identiteit kan worden gevuld. Een zelfbeeld was (is) meestal een verhaal, een zelfportret is een autobiografie. Dat een geschiedenis tot een ver verleden terugging en dus lang was, versterkte haar ‘bewijskracht’ en verhoogde het prestige van de betreffende natie. In het nationale verhaal dat in de geschiedschrijving en de historische cultuur van het negentiende-eeuwse België werd vastgelegd en uitgedragen , was de Belgische revolutie niet het beginpunt, maar integendeel juist het eindpunt, het doel en de apotheose. Het eigentijdse België behoorde eigenlijk niet meer zelf tot de geschiedenis, maar was er het resultaat van. Achttien eeuwen – sinds de Oude Belgen en Julius Caesar – waren de Belgen aan vreemde heersers onderworpen geweest en hadden ze hun vrijheid moeten bevechten. In 1830 was het doel bereikt en was het land in een toestand van eeuwigdurende gelukzaligheid gebracht. Zowel het nationale verhaal zelf, als de middelen die werden uitgewerkt om het vorm te geven en te verspreiden, zijn in vele opzichten erg hardnekkig gebleken. De historische mythologie (met de mythe van de vreemde overheersingen als centraal element) heeft, mits enige aanpassingen (en met het verschijnen van concurrerende maar toch ook erg gelijkende Vlaamse en Waalse verhalen), tot diep in de twintigste eeuw standgehouden. De vraag die zich dan stelt, is op welke manier een totaal nieuw gegeven, de ‘uitbreiding’ van het land met een Belgische kolonie, in dit – intussen aloude en bijna vastgeroeste – Belgische zelfbeeld en nationale verhaal kon worden ingeschreven. Het ging om een nieuw gegeven, waarvoor in de traditionele nationale geschiedenis dan ook niet meteen een precedent of een voorafspiegeling aan te wijzen was. Toch waren er aanknopingspunten. Het nationale verhaal ging niet alleen uit van de mythes van de vreemde overheersingen en van de voortdurende vrijheidsstrijd (de Belgen hebben zich uiteraard altijd moedig tegen de onderdrukkers geweerd), maar...

Share