In lieu of an abstract, here is a brief excerpt of the content:

Maarten Couttenier De impact van Congo in het Museum van Belgisch Congo in Tervuren (1897-1946) 116 In 1936 publiceerde Henri Schouteden, de toenmalige directeur, voor het eerst zijn tweetalige Geïllustreerde gids van het Museum van Belgisch Congo. Tot aan zijn pensioen in 1946 zouden zeven herdrukken volgen om het publiek een leidraad te bieden bij een bezoek. Als we een willekeurige bezoeker uit die periode bij het verlaten van het museum zou kunnen vragen naar de grootte van de impact van de kolonie op België, dan zou hij of zij die invloed naar alle waarschijnlijkheid maximaal hebben ingeschat. Alleen al de constructie van het museum op zich en de tentoonstelling van de schijnbaar oneindige collecties wezen op een substantiële invloed. Toch kon de directe impact van Congo op het publiek, vreemd genoeg, tegelijkertijd ook beperkt worden genoemd. Met welke denkbeelden in verband met Congo verliet onze imaginaire bezoeker de tentoonstelling? Kwamen zij overeen met een Centraal-Afrikaanse realiteit? Materiële impact Enerzijds moeten we onze fictieve bezoeker natuurlijk bijtreden. De impact van Congo op België was nergens meer gematerialiseerd dan in Tervuren. Het monumentale museumgebouw had een gevel van maar liefst 125 meter lang en was 71 meter breed. Aan de parkzijde bevond zich centraal een rotonde met een 28 meter hoge koepel die dienst deed als erezaal. Het gebouw werd in het begin van de twintigste eeuw ontworpen door de Franse architect Charles Girault in opdracht van Leopold II. De bouw startte in 1904 en was reeds afgewerkt in 1908 waarna met de binneninrichting werd begonnen. De vorst heeft het museum in Tervuren echter nooit in zijn afgewerkte staat gezien. Hij overleed eind 1909, enkele dagen voor de geplande opening in januari 1910. Als teken van rouw werd het museum pas op 30 april 1910 door Albert I geopend in het kader van de wereldtentoonstelling Brussel-Tervuren. De vorst had nochtans nog grote plannen die voorzagen in de bouw van een wereldschool waar mensen zouden kunnen worden opgeleid voor een koloniale carrière. In 1905 werd er een plechtigheid gehouden voor de eerste steenlegging van de ‘Ecole Mondiale’, maar de effectieve bouw werd op de lange baan geschoven. Het overlijden van de vorst betekende de doodsteek voor het project. De funderingen van het gebouw raakten overwoekerd door onkruid en werden in de jaren vijftig vernietigd om plaats te maken voor het huidige CAPA gebouw. CAPA staat voor Centre d’Accueil du Personnel Africain. Het gebouw werd namelijk aanvankelijk gebruikt als verblijfplaats voor het Congolese personeel op de expo van 1958. In [3.145.60.149] Project MUSE (2024-04-26 14:18 GMT) 117 1920 werd er alsnog een koloniale universiteit opgericht, maar dan wel in Antwerpen, volgens kwatongen niet voor niets de geboorteplaats van de toenmalige minister van koloniën Louis Franck. Het museum en de aanpalende paviljoenen die via tunnels met het hoofdgebouw werden verbonden, waren de enige gebouwen die werden gerealiseerd van het oorspronkelijke plan van Leopold II. Tijdens de expo van 1910 werd er ook een tijdelijke tentoonstelling georganiseerd in het Koloniënpaleis. Dit gebouw was al eerder in opdracht van Leopold II ontworpen door Philippe Aldorphe en Ernest Acker. Het gebouw bood oorspronkelijk onderdak aan de koloniale afdeling van de wereldtentoonstelling Brussel-Tervuren 1897. Tussen 1898 en 1909 deed het Koloniënpaleis dienst als eerste permanente ‘Congomuseum’, dat na 1908 en de overname van de kolonie door de Belgische staat tot ‘Museum van Belgisch-Congo’ werd omgedoopt. Collecties Niet alleen de gebouwen op zich, maar ook de immense collecties in het museum getuigden van een grote, opnieuw erg materiële, impact van de kolonie op België. Door een ongekende verzamelwoede werd getracht een getrouwe kopie van Congo naar Tervuren over te brengen. In het verdere verloop van de tekst zal duidelijk worden of men ook slaagde in dit opzet. Koloniseren en verzamelen zijn alleszins vanaf het begin samen gegaan. Vóór 1898 en de oprichting van het eerste permanente museum in Tervuren belandden echter nog veel stukken in privécollecties van kolonialen en kunsthandelaars. De wetenschappelijke interesse was in die begindagen van de koloniale onderneming eerder beperkt. De kolonisatie mocht dan wel vaak worden voorgesteld als een wetenschappelijke onderneming die was gericht op het verspreiden van de vooruitgang, toch overheersten vanaf het begin economische drijfveren. Ook de koloniale afdeling op de verschillende wereldtentoonstellingen was vooral een propagandamiddel, en moest in de eerste plaats de economische mogelijkheden van de kolonie aantonen om Belgische industriëlen en handelaars te overhalen tot investeringen in...

Share