In lieu of an abstract, here is a brief excerpt of the content:

175 Generale Bankprijs Morgen wordt de winnaar bekend gemaakt van de Generale Bankprijs . Dan zullen we op de televisie zien wat de jury het mooiste Nederlandse boek vindt van het afgelopen jaar. Vroeger heette het de ako-literatuurprijs, maar de ako is ermee gestopt. Ik weet niet waarom; ik vermoed omdat de winnende boeken zelden bestsellers waren in de ako-winkeltjes. De Belgische Generale Bank, die ook in Nederland bekendheid probeert te krijgen, heeft de prijs overgenomen . Ik ben benieuwd. De Nederlandse literaire kritiek heeft over het algemeen weinig belangstelling voor taal en stijl. Soms lees je dat een boek ‘vlot leesbaar ’ is of ‘boeiend geschreven’. Dat zal waar zijn. Het is al gauw vlotter of boeiender dan de Staatscourant of het jaarverslag van de akzo. Zelden gaat de kritiek iets dieper. Taal en stijl zijn, bij de beoordeling van literatuur, meestal het ondergeschoven kind. Zo ook bij de jury van de Generale Bankprijs. Er zijn zes boeken genomineerd, uit geloof ik wel 300. Dat zijn dus de zes mooiste, volgens de jury, waaruit zij morgen die ene allermooiste gaat aanwijzen. Ik heb ze alle zes gelezen. En ik moet zeggen dat ik, op het punt van taalgebruik, weer eens niet onder de indruk ben. Als dit het neusje van de zalm moet voorstellen van onze taalkunstenaars, dan ziet het er somber uit. Gelukkig weet ik dat dat niet zo is. Er zijn wel degelijk taalvirtuozen in Nederland en België, maar die zijn dus niet genomineerd. Van de zes wél genomineerden is er volgens mij maar één die door de beugelkan,endatisArthurJapin,metzijnboekDezwartemethetwitte hart. De andere vijf moeten wel bijzondere andere kwaliteiten hebben, dat de jury zo grootmoedig over hun matige taalgebruik heen stapt. 176 Over A.F.Th. van der Heijden, die de jury maar meteen twee keer genomineerd heeft, kwestie van op safe spelen, heb ik al eens eerder geschreven. Dat lijkt me voorlopig genoeg. Dan is er Elsbeth Etty, volgens mij een van de beste columnisten van NRC/Handelsblad. Ze heeft een biografie geschreven over Henriette Roland Holst. Het is een dissertatie, een geleerd boek, en als zodanig misschien heel goed, maar het had nooit genomineerd moeten worden voor een literaire prijs, want het is geschreven in een keukenmeidenstijl die al na tien bladzijden grote ergernis oproept. Het staat namelijk stijf van de clichés: een ongebreidelde fantasie, door eeuwenoude bomen omzoomd, het fraaie kustplaatsje, voordrachten van wetenschappelijke aard die blijk gaven van een gedegen kennis, een ontdekking die haar intens gelukkig maakte, een hoogbegaafd kind met duidelijke intellectuele en creatieve behoeften, ingrijpende gevolgen, een sfeer waarin het kind zich thuisvoelde, belangstelling voor de niet-materiële kanten van het bestaan... Zelfs in het jaarverslag van de akzo kom je dit niet tegen. Ook plaatst Etty voortdurend haar bijzinnen verkeerd, namelijk te laat:endanvermaaktzezichmet haaroudereneefdieophetgymnasium zat. Als je vergeten bent te vertellen dat die neef op het gymnasium zat, moet je eerder in je tekst iets toevoegen, en niet het er achteraan plakken. Een ander voorbeeld van hetzelfde: Toen ze een jaar of tien was, begon haar oom over buitenlandse politiek, waar zijn journalistieke belangstelling het meest naar uitging. Schippers is een ander geval. De stijl in zijn Poeder en wind is kleurloos en onpersoonlijk maar hij heeft in een schriftelijke cursus ‘Hoe word ik schrijver’ geleerd de boel een beetje op te sieren. Bijvoorbeeld door af en toe eens een nieuw woord te verzinnen. Dat heeft hij in zijn oren geknoopt. Zijn boek bevat dan ook een massa bedenkwoorden van het slag praatgewoel, loopbewijs, nadrukgeschenk, aarzelhamer en gebarenvlaag. En alsof dat nog niet genoeg is om een boek grondig te verpesten, zijn er ook de flauwiteiten (het weglaten van lidwoorden: In gang kijkt Beppie vlug in spiegel) en de literaire [18.188.252.23] Project MUSE (2024-04-24 23:33 GMT) 177 prietpraat: De drie gezichten draaien in een carrousel van leven en dood, van jeugd en ouderdom, van... Ja ja, zo kan-ie wel weer. Als je daarna Marcel Möring leest, In Babylon, dan is dat een verademing. Möring babbelt wel veel, maar zijn taalgebruik stoort tenminste niet. Of althans weinig. Dat is alvast een grote verdienste, maar mijns inziens niet genoeg om de prijs te winnen. Wat mij betreft wordt Arthur Japin met zijn De zwarte met het witte hart de winnaar. ...

Share