In lieu of an abstract, here is a brief excerpt of the content:

146 Automatische verdelers Sinds enige tijd zijn er in het station van Leuven kaartjesautomaten. Ze zijn, geloof ik, nog niet in werking, zodat de reizigers nog even kunnen wennen aan de aanblik, en zich voorbereiden op de verdere vermindering van service door de nmbs. Dat hoeft overigens beslist niet negatief te zijn, want een beetje automaat is al gauw vriendelijker dan veel loketpersoneel. Op elk van die automaten staat met duidelijke letters: ‘automatischeverdelervanvervoersbewijzen ’,watnietdenaamisdieeengrote meerderheid van onze taalgenoten gebruikt, maar wel aanleunt bij de Franse benaming: distributeur automatique. Vroeger zeiden Vlamingen graag dat de talrijke gallicismen, leenwoorden en leenvertalingen in hun taal te wijten waren aan de dominantie van het Frans. Maar dat was vroeger en, eerlijk gezegd, ook toen al geen erg overtuigend verhaal. Anno 1999 is het in ieder geval minder overtuigend dan ooit. Het zal de Walen worst wezen hoe in het Leuvense station de kaartjesautomaten genoemd worden. En blijkbaar de Vlamingen ook. Ofzithetanders?Misschienmoetenweeranderstegenaankijken. Misschien wordt het tijd om na twee of drie eeuwen van nationalistisch denken de problematiek van een tweetalig land eens anders te bezien dan we gewend zijn. Het klassieke idee van de meeste mensen heeft zich vooral in de achttiende en negentiende eeuw ontwikkeld. Het gaat ongeveer zo: talen verschillen van elkaar, en dat moet liefst zo blijven. Waarom? Tsja, daar zit een hele filosofie achter , een erg achttiende- en negentiende-eeuwse filosofie, toen men dacht dat de mensheid in ‘volken’ te verdelen was, elk met een geheel eigen aard, een eigen cultuur en uiteraard een eigen taal. ‘Invloeden ’ van buitenaf werden geacht uiterst gevaarlijk te zijn. Immers, 147 ze betekenen een aantasting van de unieke eigenheid van een volk. ‘Wij zijn anders, en dat willen we blijven!’ Het is in deze sfeer dat de gerust pathologisch te noemen vrees voor leenwoorden, gallicismen en germanismen ontstond. Want kom je aan de taal, dan kom je aan de mensen. Denk maar aan Prudens van Duyse, met zijn uitspraak ‘De taal is gansch het volk’ (1836). Niet origineel, want iedereen was toen die mening toegedaan. Intussen moeten we vaststellen dat die gehechtheid (obsessie?) voor volk, vaderland, vorst, vlag en volkslied niet meer de onze is. Afgezien dan van opvattingen van enkele gevaarlijke splintergroeperingen . Onze belangen zijn veeleer Europees of mondiaal, en minder nationaal. Wordt het niet tijd om ook onze ideeën over taal eens een beetje bij te stellen? Heel concreet: waarom zouden talen maximaal van elkaar moeten verschillen? Over die vraag is mij eigenlijk geen enkele serieuze discussie bekend. Misschien zijn er goede argumenten voor te geven, maar je hoort ze niet. Net zomin trouwens als tegenargumenten. Is wel eens in ernst overwogen om leenwoorden, gallicismen, anglicismen , enzovoort op te vatten als evenzovele stapjes vooruit in een proces van toenadering, respecteren en accepteren? Ik bedoel dus: ze te verwelkomen als uitingen van beschaving? Het Belgische Nederlands staat bol van de Franse invloeden, zoals ook het Belgische Frans bol staat van de neerlandismen. Is die situatie echt het drama waar men het al twee eeuwen voor houdt? Is het geen volkomen natuurlijk proces van wederzijdse aanpassing, dat we al twee eeuwen lang met man en macht pogen tegen te gaan? Zou men het, vanuit een eigentijdser perspectief, niet evengoed of beter kunnen zien als een proeftuin, een oefenterrein voor beschaafde en democratische omgangsvormen bij gegeven taalverschil? Daar zou de rest van de wereld dan nog iets van kunnen leren. Vooropgesteld dat we komaf kunnen maken met onze negentiende-eeuwse reflexen. Ik bedoel maar: men zou die automatische verdelers in het station van Leuven ook als iets heel moois kunnen zien. ...

Share