In lieu of an abstract, here is a brief excerpt of the content:

229 “Miskenning van de kinderzegen” kleine gezinnen en kinderloosheid tijdens het interbellum in belgië Jan van bavel & anneleen baerts Vrije Universiteit Brussel in maart 1932 schrijft de redactie van De Bond dat belgië getroffen wordt door een crisis die “veel dieper, ernstiger en noodlottiger dan de economische krisis” is, namelijk “de ontvolkingskrisis” (p.35). “volgens de meest wetenschappelijke berekeningen, zal de belgische bevolking binnen één eeuw met de helft verminderd zijn, indien de huidige demografische voorwaarden onveranderd blijven” (p.35). De ‘demografische voorwaarde’ waar het allemaal om draaide, was de daling van het kindertal van de gezinnen tot onder het niveau dat nodig was om in de vervanging van de generaties te voorzien. Pater en jezuïet valère Fallon, medeoprichter in 1921 van De bond der talrijke huisgezinnen (waarvan De Bond het maandblad was) verwoordde het probleem kernachtig: er worden tegenwoordig gemiddeld twee kinderen per huwelijk geboren, terwijl er dat gemiddeld drie per huwelijk zouden moeten zijn (Fallon, 1934: 38). vruchtbaarheid onder het vervangingsniveau tijdens het interbellum zakte de vruchtbaarheid niet alleen in belgië maar in vele europese landen gedurende ongeveer twintig jaar onder het vervangingsniveau (Festy, 1979; chesnais, 1986; Frejka & sardon, 2004). het totale vruchtbaarheidscijfer evolueerde in belgië van een hoogtepunt van ongeveer 4,5 kinderen per vrouw rond de volkstelling van 1866 naar een voorlopig dieptepunt van ongeveer twee kinderen per vrouw aan de vooravond van de tweede Wereldoorlog (Figuur 1). vervolgens was er tijdens de eerste twee oorlogsjaren nog een piek naar beneden maar vanaf 1943 herstelde de vruchtbaarheid tot het niveau van 1939. nadien volgde de babyboom. Zelfs op het hoogtepunt in 1964 (2,7 kinderen per vrouw) kon die babyboom echter niet tippen aan het vruchtbaarheidsniveau van 1910 (drie kinderen per vrouw). Deze bijdrage KOK_opmaak_23022010.indd 229 3/03/10 16:16 Jan Van Bavel & Anneleen Baerts 230 concentreert zich op de twintig jaar tussen 1920 en 1940. gedurende deze hele periode lag de vruchtbaarheid onder het vervangingsniveau. in 1939 bedroeg het vervangingsniveau 2,4 kinderen per vrouw: bijna een half kind per vrouw hoger dan het feitelijke vruchtbaarheidsniveau van dat jaar. in het midden van de negentiende eeuw waren nog ongeveer 3,8 geboorten per vrouw nodig op jaarbasis om het vervangingsniveau te bereiken – de pieken in de curve voor de negentiende eeuw zijn het gevolg van crisissterfte en epidemieën (zoals de pokkenepidemie van 1871). als gevolg van het terugdringen van de zuigelingen- en kindersterfte daalde het vervangingsniveau geleidelijk aan tot het huidige niveau van 2,1 kinderen per vrouw. vandaag is de kloof tussen het vervangingsniveau (2,1) en de feitelijke vruchtbaarheid (1,8) in vlaanderen en in vele andere europese regio’s kleiner (van bavel & bastiaenssen, 2008) dan tijdens het interbellum. Figuur 1: Evolutie van het totale vruchtbaarheidscijfer (TVC)* en van het vervangingsniveau + van de vruchtbaarheid in België, 1846-2000. * Bron TVC: Debuisson e.a. (2000). De cijfers voor de jaren 1846-1946 zijn benaderingen op basis van de indirect gestandaardiseerde totale vruchtbaarheidsindicatoren van Coale (Coale & Treadway, 1986) m.b.v. de methode van Sardon (1995). + Eigen berekening van het vervangingsniveau op basis van de sterftetafels van België voor vrouwen, zie http://www.mortality.org/. Er werd uitgegaan van een constante sekseratio bij de geboorte van 1.05 en een gemiddelde leeftijd van vrouwen bij de geboorte van 30 jaar. De invloed van deze laatste parameter is beperkt. De daling van het vervangingsniveau is vooral het gevolg van de daling van de zuigelingen- en kindersterfte. Zie Preston e.a. (2001: 113-116) voor uitleg bij de methode. TVC TVC Vervangingsniveau Jaar 1840 5.0 4.5 4.0 3.5 3.0 2.5 2.0 1.5 1.0 0.5 0.0 1860 1880 1900 1920 1940 1960 1980 2000 KOK_opmaak_23022010.indd 230 3/03/10 16:16 [18.222.67.251] Project MUSE (2024-04-24 02:44 GMT) Kleine gezinnen en kinderloosheid tijdens het interbellum in België 231 over de lage belgische vruchtbaarheid uit het interbellum is nog nauwelijks onderzoek gedaan. het meeste onderzoek gaat ofwel over de negentiende eeuw, ofwel over de evolutie na de tweede Wereldoorlog. Dé klassieke studie over de vruchtbaarheidsdaling in belgië vanaf het einde van de negentiende eeuw, lesthaeghe (1977), focust op de start van de daling vanaf het laatste kwart van de negentiende eeuw tot 1910 en op de verklaringen daarvoor. eén van de belangrijkste conclusies van die studie was dat de aanvankelijke daling van de vruchtbaarheid minstens even sterk samenspoorde met de voortgang van de secularisatie als met...

Share